PSA bij kinderen op locaties buiten de OK

Initiatief: NVA / NVK Aantal modules: 65

Invloed (ontwikkelings)leeftijd op PSA

Uitgangsvraag

Wat is de invloed van de (ontwikkelings)leeftijd op de indicatie, veiligheid en effectiviteit van PSA voor radiologische onderzoeken?

Aanbeveling

Kinderen die als gevolg van hun (ontwikkelings)leeftijd en ondanks niet-farmacologische technieken (bijvoorbeeld speltherapie) onvoldoende coöperatief zijn voor een radiologisch onderzoek hebben het recht om dat onderzoek ofwel onder anesthesie ofwel onder een maximaal veilige en effectieve vorm van PSA te ondergaan. 

 

Voor het inschatten van de kans op slagen en de kans op complicaties van een PSA in het kader van een radiologisch onderzoek moet de (Ontwikkelings-)leeftijd beschouwd worden als een belangrijke mee te wegen factor. Het is van belang dat rekening wordt gehouden met de hogere kans op complicaties van PSA bij kinderen < 1 jaar oud en van een hogere behoefte op diepe sedatie bij kinderen > 5 jaar. 

 

Voeding en/of inbakeren kunnen een eerste keuze zijn voor de noodzakelijke immobiliteit en "coöperatie" in geval van een radiologisch onderzoek bij jonge zuigelingen (< 6 maand oud). Het gebruik van stevige fixatie en/of immobilisatie beschouwt de werkgroep als een niet toelaatbare techniek.

 

Kinderen met verstandelijke en/of motore beperkingen dienen een aan het individu aangepaste PSA te krijgen die meestal specifieke competenties van de professional vereist omdat deze kinderen (1) moeilijker te sederen kunnen zijn en (2) een grotere kans op complicaties kunnen hebben. Een PSA bij deze kinderen geschiedt daarom bij voorkeur onder anesthesiologische supervisie. De PSA en de recovery dienen altijd onder anesthesiologische supervisie te gebeuren wanneer 

  • Er tevens sprake is van anatomische of functionele afwijkingen van de luchtweg en/of de ademhaling (bijvoorbeeld spierzwakte, gestoorde slikfunctie, hersenstamafwijkingen, ernstige skoliose).
  • De verstandelijke beperking van die aard is dat een objectieve beoordeling van bewustzijn, sedatiediepte en ontwaken bemoeilijkt wordt.
  • Te verwachten is dat hoge doses sedativa noodzakelijk zouden kunnen zijn.

Overwegingen

Er moet niet alleen met de leeftijd rekening worden gehouden, maar ook met het ontwikkelingsniveau van het kind. Van kinderen met een verstandelijke beperking en/of beperkte coöperatie kan worden verwacht dat zij tot op een latere leeftijd een vorm van PSA behoeven. Dit is a fortiori van belang aangezien met name bij kinderen met neurologische aandoeningen neuroradiologisch onderzoek met MRI geïndiceerd kan zijn.

Onderbouwing

Niveau 4

Experts zijn van mening dat bij zuigelingen die een radiologisch onderzoek moeten ondergaan in de eerste plaats het geven van een voeding vlak voor het onderzoek en inbakeren de aangewezen "sedatie"-technieken zijn.

 

D              Scottish Intercollegiate Guidelines Network 2004, Royal Australasian

College of Physicians guideline 2006

 

Niveau 3

Er zijn tegenstrijdige gegevens over de vraag of leeftijd een risicofactor is voor cardiovasculaire of respiratoire neveneffecten bij een sedatie voor een radiologisch onderzoek

 

C       Malvija 1997 versus Sandborn 2005

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat kinderen jonger dan 1 jaar significant meer kans

 

hebben op laattijdige neveneffecten van een sedatie in geval van een radiologisch onderzoek 

 

C       Malviya 2000

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat de leeftijd van kinderen bij een mislukte sedatie voor een radiologisch onderzoek hoger ligt dan bij gelukte sedatie.

 

B       Malviya 2000

Jonge zuigelingen (< 6 maand oud) die een CT scan of MRI scan moeten ondergaan worden vaak "gesedeerd" met voeding en/of inbakeren ("Swaddling" in de Engelstalige literatuur) . De bedoeling is om door het creëren van een aangenaam-comfortabel en voldaan gevoel een natuurlijke slaap te induceren die toelaat om het onderzoek te laten plaatsvinden. Hoewel in Schotse en Australische richtlijnen wordt aanbevolen om bij radiologische onderzoeken bij zuigelingen geen sedatie te geven en zich te beperken tot het geven van een voeding vlak voor het onderzoek en in te bakeren (SIGN 2004, Royal Australasian College of Physicians guideline 2006), is hiervoor geen evidence te vinden in de literatuur. Er bestaat geen observationeel of vergelijkend onderzoek bij zuigelingen waarbij de mate van effectiviteit en veiligheid van voeding en inbakeren (al dan niet gecombineerd) in het kader van radiologisch onderzoek werd onderzocht. (zie ook eerdere module over Immobilisatie en fixatie)

 

In eerdere modules van deze richtlijn aangehaald onderzoek [modules over Patiëntenselectie, nuchter zijn en informed consent] toont uiteenlopende resultaten wat betreft de eventuele invloed van leeftijd op de veiligheid en effectiviteit van PSA bij radiologische onderzoeken. In een retrospectieve analyse van 16467 sedaties voor beeldvorming bij kinderen (gemiddelde leeftijd 4,8 jaar, SD 4,6) met chloralhydraat, midazolam, fentanyl en/of pentobarbital werden 70 (0,4 %) respiratoire incidenten gevonden. 30 % van deze kinderen had een onderliggend respiratoir probleem. Van de 70 incidenten waren er 58 met alleen desaturatie, 2 met aspiratie en 10 met luchtwegobstructie en noodzaak tot luchtweg interventie. Het gebruik van meer dan 1 sedativum was de belangrijkste risicofactor. Leeftijd bleek in deze studie geen risicofactor te zijn voor ongewenste cardiovasculaire of respiratoire neveneffecten of complicaties. (Sanborn 2005) . Een eerdere prospectieve studie bij 1140 kinderen <18 jaar gesedeerd voor beeldvorming daarentegen toonde dat bij 63 (5,5%) kinderen met een respiratoir incident (gedefinieerd als saturatiedaling tot <90%) neonaten <1 maand meer incidenten vertoonden dan hogere leeftijden en zuigelingen < 1 jaar meer dan kinderen >25 maanden (Malvija 1997). De studies van Malviya uit 2000 tonen dan weer aan dat jonge kinderen (<1 jaar) een significant grotere kans hebben op laattijdige neveneffecten, met name rusteloosheid en motorische instabiliteit en dat de gemiddelde leeftijd hoger lag in de groep patiënten waarbij de sedatie was mislukt (5,1 versus 3,9 jaar in 2000 en 4,0 versus 2,9 jaar in 1997)

 

Verschillende onderzoeken die de effectiviteit van niet-farmacologische technieken in het kader van PSA voor radiologische onderzoeken hebben bestudeerd tonen aan dat vanaf de leeftijd van 4 jaar deze technieken een belangrijke bijdrage kunnen leveren (hogere effectiviteit en minder sedatiebehoefte).

 

Onderzoeken naar de invloed van de ontwikkelingsleeftijd (bijvoorbeeld in het kader van kinderen met een verstandelijke beperking) op veiligheid en effectiviteit van sedatie bij radiologische onderzoeken, werden niet gevonden, wel vond een studie dat bij kinderen met gedragsproblemen de sedatie bij MRI vaker mislukt :10/59 (17%) vergeleken met andere indicaties :33/396 (8,3%) (Beebe 2000).

  1. Beebe DS, Phuc Tran, Bragg M, Stillman A, Truwitt C, Belani KG. Trained nurses can provide safe and effective sedation for MRI in pediatric patients. Can J Anesth 2000;47,205-210.
  2. Malviya S, Voepel-Lewis T, Tait A. Adverse events and risk factors associated with the sedation of children by nonanesthesiologists. Anesth Analg. 1997 ;85:1207-13.
  3. Malviya S, Voepel-Lewis T, Eldevik O, Rockwell D, Wong J, Tait A. Sedation and general anaesthesia in children undergoing MRI and CT: adverse events and outcomes. Br J Anaesth. 2000;84:743-8.
  4. Malviya S, Voepel-Lewis T, Prochaska G, Tait AR. Prolonged Recovery and Delayed Side Effects of Sedation for Diagnostic Imaging Studies in Children. Pediatrics 2000;105:42-47.
  5. Sanborn P, Michna E, Zurakowski D, Burrows P, Fontaine P, Connor L, Mason K.. Adverse cardiovascular and respiratory events during sedation of pediatric patients for imaging examinations. Radiology 2005;237:288-94
  6. SIGN (Scottish Intercollegiate Guidelines Network). Safe sedation of children undergoing diagnostic and therapeutic procedures. Edinburgh, 2004.
  7. The Royal College of Australasian Physicians, Paediatrics and Child Health Division. Guideline Statement: Management of procedure-related pain in children and adolescents. Journal of Pediatrics and Child Health 2006;42:S1-S29.

Auteurs, jaartal

 

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Soort

Beeldvorming

Interventie

(incl. dosering) 

Controle

(incl.

dosering)

Resultaat

Resultaat controlegroep

Opmerkingen, commentaar

Malviya et al

Br J Anaesth

2000;84:743-8

B

1062

-922 sedatie

4 (0-18)j

-140 narcose

4,6 (0-16)j

MRI (642)

CT (417)

3 beide

Verschillende sedatieschema’s

(oa chloralhydraat, midazolam,benadr yl,meperidine)

Algemene anesthesie, verschillende schema’s

- 64 mislukt,

13/392 CT (3,3%) 51/530

MRI (18%)

-27 desaturaties 

(21 chloralhydraat)

-1 MRI mislukt

(0,7%)

 

-1/140 desaturatie

 

Dalal et al

Anesth analg

2006;103:863-8

B

237

<1j

(16-364 d)

MRI

Po 50-100 mg/kg chloralhydraat

102 iv 2,5 mg/kg pentobarbital

67

Iv propofol -inductie 1-2 mg/kg

-onderhoiud 100-200 mcg/kg/min

68

Beweging/ontwaken:22,5% chloralhydraat Ademdepressies:

-2,9% chloralhydraat

 

-12,2% pentobarbital

-1,4% propofol

 

-12,1% pentobarbital -13,6% propofol

 

Hasan et al

Pediatr Crit Care

Med 2003;4:454-8

C

115

4,2 +/- 3,2 j

MRI (brein)

Iv propofol

4,3 +/-1,7 mg/kg

 

effectiviteit 100% geen saturatie- dalingen

 

 

 

Auteurs, jaartal

 

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Soort

Beeldvorming

Interventie

(incl. dosering) 

Controle

(incl.

dosering)

Resultaat

Resultaat controlegroep

Opmerkingen, commentaar

Haeseler et al

Paediatr Anaesth

2000;10:513-9

B

34

8m-7j

MRI

17: Pr 0,5 mg/kg midazolam + pr 5 mg/kg ketamine

17: narcose

(isoflurane)

effectiviteit 100% (3/17 herhaling serie wegens artefacten) 1 transiente desaturatie

effectiviteit

100%

 

 

4 transiente desaturaties

 

Treluyer et al 

Fund & Clinical

Pharmacology

2004;18:347-350

B

19 

6m-6j

MRI

CT

75 mg/kg rectaal chloralhydraat

 

effectiviteit 15/18 

(83 %)

 

 

Sanborn et al,

Radiology

2005; 237:288-294

C retro

16467  (11464 1 medicatie 4358 meerdere)

69%MR 18%CT

10%interventie

3%Nucl

9 verschillende schema’s

 

70 (0,4 %) neveneffecten

(58 desaturaties)

21 (0,2%)vs

39 (0,9%)

 

 

Marti-Bonmati et al, Neuroradiology 1995;37:687-691

B

97 

1,5m-14j

MRI

po 70mg/kg(50) chloralhydraat

100mg/kg

(47)

effectiviteit 64/87%, na 2e dosis 92/100% (na 28/21

min)

 

Geen respiratoire depressie? geen oximetrie

Greenberg et al,

AJR

1993;161:639-641

B

300 

1m-11j

MRI

po 100 mg/kg <2,5g chloralhydraat

 

effectiviteit 373/300 91%

(<4j 9/203 96%;  >4j 18/97 81%)

 

 

Ross et al,

Pediatr Radiol

2005;35:867-871

C

83 

18-36m

41 autisten

42 niet

MRI

fentanyl1mcg/kg (<4mcg/kg)+ pentobarbital 13mg/kg (<8mg/kg)

 

effectiviteit 100%

 

geen saturatie- dalingen

 

 

 

Auteurs, jaartal

 

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Soort

Beeldvorming

Interventie

(incl. dosering) 

Controle

(incl.

dosering)

Resultaat

Resultaat controlegroep

Opmerkingen, commentaar

Mason et al,

Radiology,

2004;203:537-542

B

139

<1J 

(6-365 d)

MRI

CT

po 4 mg/kg pentobarbital

(2-8 mg/kg)

 

1024

768 MR/246 CT

50 mg/kg chloralhydraat (20-100 mg/kg)

 

374 

280 MR/86 CT

effectiviteit 1019/1024

(99,5%) Saturatiedaling

>5% 2/1024 (0,2%)

effectiviteit

369/374

(98,7%)

 

Saturatiedaling

>5% 6/374

(1,6%)

 

Rooks et al,

AJR

2004;180:1125-

1128

B

675 infants

MRI

CT

po 4 mg/kg pentobarbital

(<8 mg/kg) 

317

230 MR/85 CT

50 mg/kg chloralhydraat

(<100 mg/kg)

358

268 MR/87 CT

effectiviteit 316/317

(99,7%)

Saturatiedaling 1/317

(GE reflux)

effectiviteit

357/358

(99,7%)

Saturatiedaling

4/358 (1,1%)

1 tot

90%/1:91%

 

Malviya et al,

Pediatr Anesth

2004;14:589-595

B

70 2-12j

MRI

Iv <5mg/kg pentobarbital

Po 75mg/kg chloralhydraat

(ev.+midazolam

0,1 mg/kg)

effectiviteit: 9%falen-4/26 (15%) artefacten

Saturatiedaling >5% 6/35

(17%)

effectiviteit:

3%falen-1/23

(4%)artefacten 

 

Saturatiedaling

>5% 4/35

(11%)

 

Beebe et al, 

Can J Anesth,

2000;47:205-210

B

572

MRI

<18m po

chloralhydraat 80100 mg/kg

>18m iv pento barbital 1-6 mg/kg  +/- 1-2mcg fentanyl  vs pr 25mg/kg thiopental

 

 

Chloralhydraat po 3/130(2,3%) falen

Effectiviteit

525/572(91,8%)

:

thiopental pr  23/172 (14%) falen

Pentobarbital iv

19/256(7,4%) 

 

Auteurs, jaartal

 

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Soort

Beeldvorming

Interventie

(incl. dosering) 

Controle

(incl.

dosering)

Resultaat

Resultaat controlegroep

Opmerkingen, commentaar

Malviya et al,

Pediatrics, 

2000;105:42-47

B

376 < 18 j

 

300 chloralhd

 40midazolam

 34 beiden

276MRI

100 CT

po chloralhydraat

(64+/-13mg/kg)

iv midazolam (0,15 +/-

0,13mg/kg)

 

vs beiden

effectiviteit: 16(5%)falen-

23 (8%) inadekwaat

Saturatiedaling 5(1,7%)

effectiviteit:

5(13%)falen-

10

(25%)inadekwa

at

Saturatiedaling

1(3%)

Beiden:

7(21%)falen-11(32%) inadekwaat

D Ágostino et al,

Ped Emerg Care

2000;16:1-4

A2

40

2m-8j

20MRI 13CT

11 po chloralhydraat 75 mg/kg <2g

22 po midazolam 0,5 mg/kg <10 mg

effectiviteit 

11/11 (100%) chloralhydraat

effectiviteit 

11/22 (50%) midazolam 

 

Greenberg et al,

AJR 

1994;163:165-168

B

87

4m-17j

104 MRI

Po 2-4 mg/kg thioridazine daarna po chloralhydraat 50100 mg/kg

 

Effectiviteit: 93/104(89%) 62/71(87%)na falen allen po chloralhydraat

 

Transiente saturatie daling  5/104 (5%)

Koruglu et al,

Br J Anaesth

2005;94:821-4

A2

80

1-7 j

MRI

-40 iv 1mcg/kg, dan 0,5 mcg/kg/h dexmedetomidine

 

-40 iv 0,2 mg/kg, dan 6mcg/kg/h midazolam

effectiviteit 

dexmedetomidine 32/40

(80%) 

effectiviteit 

8/40 (20%) midazolam

 

 

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-03-2012

Laatst geautoriseerd  : 08-03-2012

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

Organisatie

  • Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO

 

De verenigingen die in deze richtlijn (deel I, II en III) participeren zijn: 

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch pedagogen met een Academische Opleiding
  • Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
  • Nederlands Genootschap van Abortusartsen
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandsche Internisten Vereeniging
  • Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Tandheelkunde 
  • Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging van Intensive Care Verpleegkundigen
  • Nederlandse Vereniging van Nurse Practitioners
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care 
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen 

 

De verenigingen die in de richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer (deel III) participeren zijn:

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch Pedagogen met een Academische Opleiding 
  • Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde

 

Financiering

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de ZonMW in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO).'

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn wil op basis van een uitgebreide literatuurstudie en werkgroepbrede discussie aan drie doelstellingen voldoen:

 

A. Het vastleggen van de kwaliteitseisen waaraan PSA in het algemeen op de kinderleeftijd moet voldoen zodat die veilig en effectief is. Deze kwaliteitseisen hebben met name betrekking op: 

(1) de selectie van procedures en de selectie en voorbereiding van patiënten die voor PSA in aanmerking komen

(2)  de professional-afhankelijke voorwaarden en competenties, 

(3)  de noodzakelijke monitoring tijdens en na de procedure, 

(4)  de specifieke kindgerichte randvoorwaarden en omstandigheden

(5)  het gebruik van niet-farmacologische technieken

(6)  het voorkómen van procedurele dwang en geforceerde fixatie (restraint)

 

B. Het definiëren van specifieke en praktische aanbevelingen ten aanzien van PSA voor de meest courante medische procedures op de kinderleeftijd. 

 

C. Het uitwerken van een praktisch en implementeerbaar kader waarbinnen de

aanbevelingen kunnen worden gerealiseerd. De belangrijkst reden hiervoor zijn 

(1)  de verwachting dat ook in de toekomst de anesthesiologen niet volledig zullen kunnen voldoen aan de (steeds stijgende) vraag naar effectieve en veilige PSA 

(2)  het feit dat de vorige CBO richtlijn uit 1998 beperkt in de pediatrische sedatiepraktijk is doorgedrongen als gevolg van het ontbreken van een implementatietraject.

(3)  De vaststelling dat de meeste aanbevelingen van de nieuwe richtlijn niet zondermeer realiseerbaar zijn binnen de bestaande gezondheidszorg voor kinderen

 

De werkgroep wil met nadruk vermijden dat door het verwaarlozen van een traject voor implementatie de aanbevelingen van deze nieuwe richtlijn uiteindelijk niet zouden worden gerealiseerd. Specifieke aandacht werd daarom besteed aan de juridische verantwoordelijkheden, opleiding en de inzet van PSA-praktijkspecialisten en een lokale kwaliteitscommissie PSA. Tevens werd een eerste aanzet geschreven voor een specifiek implementatieplan.  

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor professionals die te maken kunnen hebben met pijnlijke en/of stresserende diagnostische of therapeutische procedures bij kinderen zoals kinderartsen, (kinder)chirurgen, SEH artsen, (kinder)radiologen, (kinder)anesthesiologen, (kinder)neurologen, orthopedagogen, kinderintensivisten, tandartsen, anesthesiemedewerkers, maar ook bevoegde en bekwame intensive care verpleegkundigen, kinderverpleegkundigen, physician assistants en nurse practitioners.

 

Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling ervan hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.

 

Hoewel deze richtlijn in de eerste plaats procedures en handelingen betreft die binnen een ziekenhuis plaatsvinden, gelden de aanbevelingen eveneens voor PSA‘s buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld binnen de tandheelkunde en de zelfstandige behandelcentra (ZBC).

Samenstelling werkgroep

  • P.L.J.M. Leroy, kinderarts (voorzitter)
  • mw. M.E.A. van Bergen-Rodts, vertegenwoordiger Vereniging Kind en Ziekenhuis 
  • mw. H.E. Blokland-Loggers, kinderarts
  • J.J. Dogger, anesthesiemedewerker
  • M.P. Gorzeman, spoedeisende-hulparts
  • mw. drs. M.M.L. van der Hall, orthopedagoog
  • F.T.M. ten Have, anesthesioloog
  • G. Jorna, kinderverpleegkundige en nurse practitioner kinderneurologie
  • mw. dr. A.Y.N. Schouten-van Meeteren, kinderarts 
  • mw. dr. M.H. Rövekamp, kinderarts
  • mw. I.N. Snoeck, kinderneuroloog
  • L.K.P. Tielens, anesthesioloog
  • J.I.M.L. Verbeke, radioloog
  • dr. J.S.J. Veerkamp, tandarts
  • drs. D.M. Schipper, adviseur CBO, secretaris
  • ir. T.A. van Barneveld, programmaleider CBO (tot en met september 2008)

 

Met dank aan:

  • Prof. mr. dr. J. Legemaate, juridisch adviseur Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
  • T. Porcelijn, anesthesioloog
  • mw. dr. D. Vieira-Travassos, kinderchirurg
  • dr. P.C. Makkes, adviseur tandheelkundig beleid

Belangenverklaringen

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

 

Werkgroep kinderen

 

Firma

Activiteit

Anders

Bergen M.E.A. van 

geen

 

 

Blokland H. 

geen

 

 

Dogger J.J. 

geen

 

 

Gorzeman M.P. 

geen

 

 

Hall drs. M.M.L. van der 

geen

 

 

Have F.T.M. ten 

geen

 

 

Jorna G.W.

geen

 

 

Leroy P. 

geen

 

 

Rövekamp M.H. 

Nutricia

 

congresbezoek juli

2005  

Schouten-van Meeteren A.Y.N. 

Schering Plough

Wetenschappelijk onderzoek

 

Snoeck I.N. 

geen

 

 

Tielens L.K.P.

geen

 

 

Verbeke J.I.M.L. 

geen

 

 

Veerkamp J.S.J.

geen

 

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Patiënten kijken met een ander perspectief naar de zorg dan hulpverleners. Hun ervaringsdeskundigheid is een belangrijke en waardevolle aanvulling in een richtlijn. Om het patiëntenperspectief gedurende het gehele richtlijnontwikkeltraject zo veel mogelijk te kunnen borgen, heeft in de werkgroep kinderen een vertegenwoordiger van de Vereniging Kind en Ziekenhuis zitting genomen als werkgroeplid. Deze vertegenwoordiger woonde als toehoorder tevens de plenaire werkgroepvergaderingen (van de werkroep Volwassenen, IC en kinderen tezamen) bij.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Voor publicatie van de richtlijn is deze van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. Ook is er een hoorzitting gehouden ten behoeve van ziekenhuisdirecteuren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de betrokken beroepsgroepen. Voor meer gedetailleerde implementatieactiviteiten zie aanverwanten.

 

Deze richtlijn wordt verspreid onder de leden van de beroepsgroepen die in de werkgroep zijn vertegenwoordigd en medische staven en directies van ziekenhuizen in Nederland. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

 

Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zijn indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de implementatie steekproefsgewijs kan worden gemeten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren. Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening identificeren. Ten tijde van het uitbrengen van deze richtlijn waren de indicatoren echter nog niet becommentarieerd waardoor deze separaat van de richtlijn zullen worden uitgebracht. 

Werkwijze

In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen:

  •  Werkgroep revisie richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) bij volwassenen.
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij intensive care patiënten

 

Iedere werkgroep krijgt de opdracht voorstellen te formuleren over inhoud, implementatie, 25 financiering, opleiding, kwaliteitsindicatoren en wetenschappelijk onderzoek.

 

De subwerkgroep kinderen heeft uitgebreid literatuuronderzoek verricht naar zo veel mogelijk relevante artikelen waarmee een antwoord kan worden gegeven op de uitgangsvragen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidencetabellen, toelichtende teksten en conclusies zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld. Na vaststelling van de conceptrichtlijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie naar aan de verenigingen voorgelegd en goedgekeurd.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Medline, Embase. Hierbij werd de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels, Duits, Frans. Daarnaast waren werkgroepleden in de gelegenheid literatuur aan te dragen. Er werd gezocht vanaf 1996 (Medline) en, afhankelijk van de context van de vragen, voor sommige vragen ook in Embase of Cinahl tot in ieder geval april 2006. 

 

De trefwoorden voor de patiëntenpopulatie (=P) in Medline zijn

-          de volgende gecontroleerde trefwoorden (de MESH, Medical Subject Heading) 

"Conscious-Sedation"/ all  explode "Analgesia"/ all  explode "Analgesics"/ all  en als vrije teksttermen  (sedation or analge*) in ti,ab

 

Dit resultaat is met een sensitief zoekfilter voor kinderen ingeperkt tot de juiste leeftijdsgroep en tot een van de volgende 4 talen: (dutch or german or french or english) in la

 

Aan deze algemene P + kinderen + talen zijn per vraag extra termen toegevoegd. Details van de zoekstrategie zijn te vinden in bijlage 5: Literatuursearches.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld en zijn de artikelen beoordeeld op bruikbaarheid. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel in de selectie opgenomen. De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt. 

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede

kwaliteit van voldoende

omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‗gouden standaard‘) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor

‗confounding‘ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2

(hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle

kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventie       

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

Tabel 2. Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Enquête

In het najaar 2006 en voorjaar van 2007 werd een landelijke enquête verricht naar het gebruik van procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) bij Nederlandse algemeen kinderartsen werkzaam in universitaire en regionale ziekenhuizen. Deze enquête was een initiatief van de Afdeling Kindergeneeskunde en de afdeling Klinische Epidemiologie en Medical Technology Assessment (KEMTA) van het academisch ziekenhuis Maastricht. De enquête werd ontworpen en gecoördineerd door Piet Leroy, kinderarts-intensivist aan het azM en tevens voorzitter van de CBO-richtlijnenwerkgroep “Sedatie en Analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer”. De opbouw en resultaten van het onderzoek zijn te vinden bij de aanverwanten.

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Neurofysiologische procedures PSA kinderen