PSA bij kinderen op locaties buiten de OK

Initiatief: NVA / NVK Aantal modules: 65

Niet-farmacologische technieken PSA kinderen

Uitgangsvraag

Welke niet-farmacologische technieken en/of omstandigheden zijn aangewezen bij een PSA van kinderen? 

Aanbeveling

Niet-farmacologische technieken moeten volgens de werkgroep beschouwd worden als een onmisbaar onderdeel van PSA bij kinderen. Daarbij moet gedacht worden aan: 

    • Het geven van kind- en oudergerichte informatie. Dit betekent dat er eerlijke informatie moet worden gegeven op het niveau van het kind en zijn/haar ouders.

In dit opzicht wordt aanbevolen om de vage term "eventjes een roesje" niet meer te gebruiken. Bij het geven van "volledige informatie" aan jonge kinderen is het van belang dat de informatie (1) aangepast is aan het begripsvermogen, (2) aangepast is aan de manier waarop het kind over de procedure denkt of er bang voor is en (3) mede op zintuiglijk niveau wordt verstrekt (wat voelt, ziet, hoort en ruikt het kind) om te bereiken dat de gebeurtenis voor het kind een grote mate van voorspelbaarheid krijgt.

    • Speltherapeutische voorbereiding. 
    • Aanwezigheid en betrokkenheid van de ouders.
    • Kindgerichte omstandigheden en professionals
    • Het toepassen van afleidingstechnieken. 
    • Het toepassen van hypnose

Het kennen en beheersen of kunnen delegeren van niet-farmacologische technieken moet een essentiële competentie zijn voor een professional die verantwoordelijk is voor een PSA bij een kind.

 

Bij kinderen met een verstandelijke beperking moet zorgvuldig worden nagegaan welke procedures beter onder PSA en welke onder algehele anesthesie moeten plaatsvinden. Het is van belang om zo nauwkeurig mogelijk in te schatten op welk niveau het kind cognitief en emotioneel functioneert zodat aangepaste nietfarmacologische technieken kunnen worden gebruikt. Ouders/begeleiders kennen het kind het beste en hun informatie/ervaring is dan ook van zeer groot belang.

Overwegingen

Over het gebruik van slaapdeprivatie (slaapdeprivatie met als doel op een uitgekiend tijdstip slaperig genoeg te zijn en de kans van slagen van de procedure toeneemt) kon geen goede literatuur worden gevonden

 

Er bestaat nagenoeg geen literatuur over het gebruik van niet-farmacologische 10 technieken voor procedures bij kinderen met een verstandelijke beperking. 

Onderbouwing

PSA streeft naar een optimaal comfort van het kind tijdens een pijnlijke en/of stresserende procedure.. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van sedativa en/of analgetica. Men kan zich ook voorstellen dat het effect van deze medicatie gunstig wordt beïnvloed en zelfs wordt vermeerderd indien het kind en zijn/haar ouders goed worden voorbereid op de procedure, er rekening wordt gehouden met specifieke kindgerichte omstandigheden en er gebruik wordt gemaakt van bepaalde gedragsgerichte en/of psychologische technieken.

 

In de richtlijn over PSA van de American Academy of Pediatrics wordt gesteld dat met name bij oudere en coöperatieve kinderen het aangewezen is om gebruik te maken van nietfarmacologische technieken zoals afleiding, aanwezigheid van de ouders, bepaalde imaginatie technieken en hypnose. (American Academy of Pediatrics guideline 2006).  Om bovenstaande veronderstelling te onderbouwen werd de literatuur onderzocht.

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat kinderen (8-18 jaar oud) die goed geïnformeerd zijn over de procedure die ze moeten ondergaan, tijdens die procedure minder distress ondergaan en minder bang zijn voor toekomstige procedures.

 

C              Lewis-Claar 2002 , Bishop 2002

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat ouders die goed geïnformeerd zijn over de procedure die hun kind moet ondergaan beter in staat zijn om een positieve houding tegenover de procedure te hebben en om adequaat te communiceren met hun kind over en tijdens een pijnlijke procedure. 

 

C         Kupietzky 2002

D         Cline 2006

              

Niveau 2

Een kind (> 4 jaar oud) dat goed wordt voorbereid (informatie, oefenen, simulatie, speltherapie) voor een MRI-onderzoek of een gastroscopie ondervindt minder distress tijdens die procedure en heeft minder sedatie of analgesie nodig.

 

A2        Mahajan 1998

B          Rosenberg 1997

C         Presdee 1997, Awogbemi 2005, de Amorim e Silva 2006

 

Niveau 1

Aanwezigheid van ouders tijdens de procedure kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op de mate van distress van het kind. Angstige ouders kunnen de distress van een rustig kind in negatieve zin beïnvloeden. Rustige ouders kunnen de mate van distress bij een angstig kind doen verminderen.

 

A1         Piira 2005

B           Kain 2006

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat de aanwezigheid van ouders die specifiek werden voorbereid en getraind om hun kind goed te begeleiden bij de inductie voor een anesthesie leidt tot minder distress en postoperatieve pijn bij het kind.

 

B           Kain 2007

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat kindgerichte omstandigheden en attititudes bij een anesthesie de tevredenheid van ouders en kinderen verhogen.

 

C            Lacobucci 2005

 

Niveau 1

Het gebruik van psychologische technieken met de bedoeling bij een pijnlijke en/of stresserende medische procedure het kind af te leiden zorgt voor een afname van de procedurele distress bij het kind.

 

A1         Kleiber 1999

B                  Cohen 1997, Kazak 1998, Vagnoli 2005, Train 2006, Salmon 2006

 

Niveau 2

Het gebruik van psychologische technieken met de bedoeling bij een pijnlijke en/of stresserende medische procedure het kind af te leiden van de procedure zorgt voor een afname van de sedatiebehoefte

 

B          Harned 2000, Train 2006

C         DeLoach Walworth 2005

 

Niveau 2

Het gebruik van hypnose bij kinderen die een beenmergpunctie, lumbaalpunctie, mictiecystogram of inductie voor narcose ondergaan zorgt voor een afname van de procedure-gerelateerde pijn en distress in vergelijking met lokale anesthesie (lumbaalpunctie en beenmergpunctie), relaxatieoefeningen en spelbegeleiding (mictiecystogram) of premedicatie met midazolam (inductie).

 

B                Calipel 2005, Butler 2005, Liossi 2006

De literatuur wordt onderverdeeld in 4 delen.

 

Literatuur over (1) het geven van informatie over de procedure en (2) literatuur

over een kindgerichte voorbereiding                        

In een prospectief onderzoek bij 100 consecutieve kinderen (leeftijd 8-17 jaar oud;normale cognitieve ontwikkeling) die een gastroscopie ondergingen onder sedatie met midazolam en fentanyl werd door middel van een vragenlijst de kennis van het kind over de procedure getest en werd proceduregebonden distress gemeten door middel van (1) gestandaardiseerde observaties tijdens de procedure door een getrainde observer aan de hand van de Observation Scale of Behavioral Distress (2) de beoordeling van de distress door de aanwezige verpleegkundige en (3) een postprocedureel interview van het kind met vragen over pijn, stress en herinnering. Het is onduidelijk of er sprake was van enige blindering. De studie toonde aan dat de mate van procedurele distress significant correleerde met de mate van kennis die het kind had over die procedure: minder kennis over de procedure leidde tot meer distress en tot een grotere anticipatie angst voor toekomstige gastroscopieën. (Lewis Claar 2002). 

 

In een prospectief, niet-gerandomiseerd observationeel onderzoek werd aan 48 kinderen (818 jaar oud;cognitief normaal ontwikkeld), die door de gastroenteroloog werden geselecteerd op basis van hun motivatie, de keuze geboden om een gastroscopie al dan niet met sedatie (midazolam+meperidine) te ondergaan. Het maken van die keuze werd voorafgegaan door uitgebreide informatie door de gastroenteroloog aan kind en ouders over de technische aspecten van de gastroscopie en over de voor- en nadelen van beide mogelijkheden. In beide groepen werd vóór en na de procedure door het kind door middel van een visual analogue scale een pijn- en angstscore bepaald. 21 kinderen kozen ervoor geen sedatie te krijgen. Er was geen verschil in slagingspercentage tussen beide groepen (96,3% in de gesedeerde groep, 95,2% in de niet-gesedeerde groep) en in de mate van angst- of pijnbeleving. In geen van beide groepen moesten de kinderen stevig worden vastgehouden. 78% van de niet-gesedeerde kinderen gaf aan bij een volgende gastroscopie weer te zullen kiezen voor geen sedatie. (Bishop 2002)

 

De kwaliteit van de informatie blijkt ook een duidelijk effect te hebben op de mate van acceptatie van de procedure door de ouders, zelfs al lijken de gebruikte sedatie- en immobilisatietechnieken kindonvriendelijk. In een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek werden 60 ouders van jonge, niet-coöperatieve kinderen die een tandheelkundige ingreep moesten ondergaan gerandomiseerd voor twee soorten informatie over het gebruik van lichte sedatie in combinatie met een passief fixatieinstrument (Papoose board). De ene groep kreeg mondeling en schriftelijk neutrale informatie over deze techniek zonder dat eventuele voordelen werden benadrukt. Een tweede groep kreeg een veel positievere uitleg waarbij de voordelen van de eerste techniek tegenover algemene anesthesie door de behandelaars sterk werden benadrukt. Vervolgens kregen deze ouders video opnames te zien van twee kinderen die de tandheelkundige ingreep onder sedatie en fixatie ondergingen en van één kind dat de ingreep onder algemene anesthesie onderging. Vervolgens werd door middel van een vragenlijst de mening en de mate van acceptatie bij de ouders geanalyseerd van beide technieken. Ouders die de positieve uitleg over fixatie hadden gekregen toonden een significant hogere mate van acceptatie van de gebruikte techniek. (Kupietzky 2005) 

 

In een overzichtsartikel over oudercommunicatie en pijn/distress bij kinderen tijdens pijnlijke oncologische procedures vatte Cline de beschikbare literatuur samen. Alleen enkele beschrijvende studies met kleine aantallen patiënten (1986-2004) werden gevonden. Uit deze studies bleek dat ouders die de procedure beter begrijpen en accepteren beter in staat blijken om positief en adequaat te communiceren met hun kind over en tijdens een pijnlijke procedure. Deze manier van oudercommunicatie leidt tot minder pijn- en stress beleving bij het kind (Cline 2006)

 

Pressdee publiceerde een observationeel niet-vergelijkend onderzoek bij 169 kinderen (4 tot 8 jaar) die een MRI scan moesten ondergaan. Alle kinderen werden voorbereid door een getrainde speltherapeut. De speltherapie bestond uit informatie in boekvorm, video materiaal en een op schaal nagebouwde MRI waarin een beer de procedure onderging. Hoewel geen gebruik werd gemaakt van een statistische analyse hadden de auteurs sterk de indruk dat deze voorbereiding leidde tot een afname van het aantal mislukte scans en tot een lagere sedatiebehoefte bij kinderen die een MRI ondergingen. De auteurs concludeerden dat correcte informatie gebracht op het niveau van het kind onmisbaar is voor het doen slagen van een medische procedure. (Pressdee 1997) 

 

In een retrospectief onderzoek bij 4 tot 16 jarigen bleek dat het voorbereiden van een MRI onderzoek, door vooraf dat onderzoek te oefenen in een MRI scanner, een effectieve manier is om tot een hoog succespercentage te komen. (de Amorim e Silva 2006). Het voorbereiden van een MRI onderzoek door middel van een MRI-simulator bleek zowel bij gezonde als bij angstige kinderen (met een obsessief-compulsieve stoornis) in de leeftijd van 6-17 jaar te leiden tot minder tekenen van stress in vergelijking met een niet-voorbereide gezonde controlegroep. In de interventiegroep waren alle MRI onderzoeken succesvol zonder het gebruik van sedatie. (Rosenberg 1997)

 

In een niet gecontroleerde prospectieve audit bleek de sedatiebehoefte bij kinderen (2 maand – 18 jaar) die een nucleair onderzoek moesten ondergaan laag te zijn (< 4%) indien een gestandaardiseerd en geprotocoleerd beleid werd toegepast tijdens de voorbereiding van dat onderzoek. Dat beleid bestond uit (1) relevante en duidelijke informatie over de procedure (oa via informatie-boekjes), (2) het gebruik van lokale anesthetica (Emla®), (3) aanbieden van spelbegeleiding, (4) uitsluitend ervaren professionals laten prikken en (5) het beperken van het maximaal aantal prikpogingen tot 3. (Awogbemi 2005)

 

In een dubbelblind gerandomiseerd vergelijkend onderzoek bij 60 kinderen (6-19 jaar oud) die een gastroscopie onder PSA (meperidine) moesten ondergaan werd het effect gemeten van een psychologische voorbereiding van het kind. Deze voorbereiding bestond uit een demonstratie van het materiaal waarmee het kind te maken zou krijgen, een demonstratie van de procedure op een pop en het gebruik van een fotoboek met daarin foto‘s van een kind dat een gastroscopie ondergaat. Het effect werd gemeten aan de hand van (1) meten van hartfrequentie en bloeddruk, (2) gevalideerde observatieschalen voor distress door een geblindeerde observer, (3) de inschatting van de mate van coöperatie door de uitvoerende arts (eveneens geblindeerd voor de interventie) en (4) vragenlijsten voor kind en ouders. Kinderen die psychologisch waren voorbereid waren significant minder angstig vóór de procedure, hadden significant minder meperidine nodig en waren significant meer coöperatief tijdens de procedure. Bloeddruk en hartfrequentie veranderde significant minder in de interventiegroep. (Mahajan 1998)

 

Literatuur over de aanwezigheid van de ouders bij de procedure

Wanneer een kind pijn of angst ervaart hebben de ouders een haast vanzelfsprekende en unieke rol: niemand weet immers beter in welke mate het kind reeds enige pijn- of angstervaring heeft, hoe het meestal met pijn en angst omgaat en hoe het kan afgeleid worden. Men kan zich bijgevolg voorstellen dat de scheiding van ouders van hun zieke kind in het kader van een medische procedure aanleiding kan zijn (1) tot meer angst bij het kind vóór en tijdens de procedure , (2) tot meer weerspannigheid van het kind tijdens de procedure (al dan niet leidend tot een hogere sedatiebehoefte) en (3) tot meer negatieve gevoelens bij de ouders en het kind bij een volgende procedure. 

Anderzijds zijn sommige ouders zelf zeer angstig voor de procedure die hun kind moet ondergaan of hebben ze weinig vertrouwen in hun eigen capaciteiten om hun kind tijdens de procedure adequaat te begeleiden of te coachen. Tenslotte zou men zich kunnen voorstellen dat de aanwezigheid van ouders tijdens een procedure tot een hogere stress zou kunnen leiden bij de professionals die de procedure uitvoeren.

Over dit onderwerp werd de literatuur onderzocht.  

In de richtlijn over PSA van de Scottish Intercollegiate Guideline Network wordt aanbevolen om de ouders actief te betrekken bij de voorbereiding van de procedure en toe te laten tijdens de procedure omdat dit een sedatie-sparend effect zou hebben en de distress als gevolg van scheidingangst voorkomt. (SIGN 2004)

Een systematische review werd over dit onderwerp gepubliceerd in 2005. Deze review was gebaseerd op een uitgebreide zoektocht tot november 2003 in medline, PsychInfo, CINAHL en de Cohrane library ( zoektermen: parents, child, pain, presence, procedure, induction en treatment outcome). Dit leverde 71 artikelen op. 28 studies voldeden aan de 3 inclusiecriteria van de auteurs: (1) de studies hadden het effect van de aanwezigheid van ouders bestudeerd op het kind, de ouders en/of de professional (2) er was sprake van een controlegroep (kinderen die een procedure ondergingen zonder aanwezigheid van de ouders en (3) enkel primaire data werden gebruikt.

In alle 28 studies samen was sprake van 1256 kinderen met een aanwezige ouder (interventiegroep IG) en 1025 kinderen zonder aanwezige ouder (controlegroep CG). De leeftijd varieerde van 2 weken tot 18 jaar oud. De grootste groep kinderen betrof kinderen die een inductie tot anesthesie moesten ondergaan (598 kinderen (48%) in de interventiegroep en 583 (56%) kinderen in de controlegroep). De overige kinderen ondergingen een van de volgende medische procedures: vaccinatie (136 IG;90 CG), venapunctie (140 IG;140CG), venapunctie en/of IV toegang en/of urethrale catheterisatie (300 IG;131 CG), tandheelkundige ingreep (16 IG;16 CG), IC procedure (intubatie, plaatsen centrale lijn of throraxdrain; 16 IG;7 CG), lumbaal punctie ((29 IG;28 CG) en brandwondenzorg (23 IG;30CG). 

15 studies waren gerandomiseerd, maar slechts 8 daarvan beschrijven de randomisatie methode. Van de 28 studies hadden slechts 4 voldoende power om een mogelijk effect van 30% te vinden. 12 andere hadden voldoende power om een groot effect van 50% te kunnen aantonen. 

Wat betreft het effect van de ouderlijke aanwezigheid op de distress van het kind waren de resultaten uiteenlopend met zowel studies die een positief effect, negatief of afwezig effect vonden. Studies met een lager niveau van evidence vonden vaker een statistisch significant effect. In geen enkele van deze studies werd het effect bestudeerd van de aanwezigheid van ouders op de kwaliteit of kwantiteit van de PSA.

Wat betreft het effect van de ouderlijke aanwezigheid op de mate van angst en tevredenheid bij de ouders bleek dat ouders die aanwezig waren tijdens de medische procedure van hun kind óf het beter hadden dan de ouders die afwezig waren óf er geen verschil bestond. Diverse studies hebben gerapporteerd dat de ouders zich door hun aanwezigheid behulpzamer voor hun kind voelden.

Wat betreft het effect van de ouderlijke aanwezigheid op de professionals bleek uit geen enkele studie een effect te bestaan op stress of angst bij de professionals of op de incidentie van complicaties. (Piira et al 2005)

 

De systematische review van Piira betrof artikelen die gepubliceerd waren vóór november 2003. Daarom werd de literatuur (Medline, Embase) vanaf november 2003 tot en met juli 2007 doorzocht op zoek naar recente relevante studies die het effect van aanwezigheid van ouders vergeleken met afwezigheid of met een andere interventie. De volgende zoektermen werden daarbij in verschillende combinaties gebruikt: parent, parents, presence, parental presence, child, procedure en induction. Dit werd ook gecombineerd met procedurespecifieke zoektermen (bijvoorbeeld endoscopy, lumbar punction,…)

De twee volgende artikelen werden gevonden, beide afkomstig van dezelfde researchgroep. Ze hebben betrekking op de angst van kinderen bij de inductie voor anesthesie. Er werden geen artikelen gevonden die het effect bestudeerden van aanwezigheid van de ouders tijdens PSA. Kain et al. analyseerden door middel van een multiple gematchte analyse van twee prospectief verzamelde cohorten patiënten het effect van de aanwezigheid van ouders op de mate van stress van hun kind bij de inductie voor anesthesie. Alle kinderen hadden een ASA classificatie van I of II en ondergingen een electieve procedure via de dagkliniek. Door te matchen voor leeftijd, geslacht, etniciteit, voorafgaande chirurgische ervaring en temperament werd een studie populatie van 568 kinderen (284 paren) (gemiddelde leeftijd 5,7 jaar) gevormd: 284 kinderen in de "ouders niet aanwezig-groep" en 284 kinderen in de "ouders aanwezig-groep". In beide cohorten was door middel van de modified Yale Preoperative Anxiety Scale de angst gemeten bij het kind tijdens de inductie. Deze data werden verder onderverdeeld op basis van de preoperatieve angst bij kind en ouders waarbij onderscheid werd gemaakt tussen 4 groepen: Groep 1:rustig kind + rustige ouder; Groep 2:angstig kind + rustige ouder; Groep 3: rustig kind+angstige ouder;Groep 4:angstig kind+ angstige ouder. Voor groep 1 en groep 2 bleek de aanwezigheid van de ouder bij de inductie geen significant effect op de angst bij het kind te hebben. Een rustige ouder bij een angstig kind (Groep 2) bleek wel een significant stressverminderend effect te hebben. Omgekeerd bleek de aanwezigheid van een angstige ouder tot significant meer stress bij het kind te leiden. (Kain 2006)

 

In een prospectief gerandomiseerd onderzoek naar distress bij de inductie voor anesthesie werden 408 kinderen (2-12 jaar oud) en hun ouders gerandomiseerd voor één van de vier studiegroepen: (1) een controle groep met een standaard beleid (geen aanwezigheid van ouders en geen premedicatie), (2) een groep met aanwezigheid van de ouders bij de inductie, (3) een groep die 30 minuten voor het afscheid van de ouders 0,5 mg/kg midazolam oraal kreeg toegediend en (4) een groep waarin een nieuwe interventie werd toegepast. Deze interventie was een zogenaamde family-centered gedragsgerichte voorbereiding en bestond uit een uitgebreide voorbereiding met informatie voor de ouders over de inductietechniek hoe ze hun kind daarop het best kunnen voorbereiden, hoe ze het best met hun kind kunnen communiceren en omgaan op de dag van de operatie en in de operatiekamer en welke afleidingstechnieken ze daarbij het best kunnen gebruiken. De ouders kregen ook een instructiesetje met daarin een inductiemasker, haarkapje en mondmasker. Tijdens de twee dagen voorafgaand aan de operatie werden de ouders telefonisch gecontacteerd om na te gaan of ouders de voorbereiding hadden gevolgd en om te bespreken hoe de ouders zouden proberen hun kind af te leiden. Op de dag van de operatie kregen de kinderen in de voorbereidingskamer een zak met leeftijdsaangepast speelgoed en een verrassingsdoosje waarvan werd verteld dat ze het zouden kunnen openen tijdens de maskerinductie. Ouders werden gestimuleerd om hun eigen "afleidingsplan" toe te passen. Na introductie van het inductiemasker in de operatiekamer werd het cadeautje binnengebracht en geopend tijdens het opstarten van de inductie. Door getrainde observers (onder leiding van een psycholoog) werd door middel van bestaande gevalideerde meetschalen de preoperatieve angst van kind en ouders, de angst tijdens de inductie, de incidentie van delier tijdens de recovery, de nood aan postoperatieve pijnstilling en de tijd tot ontslag van de recovery afdeling gemeten. De preoperatieve angst was significant lager in de interventiegroep in vergelijking met de drie andere groepen. De angst bij de inductie was gelijk aan de midazolamgroep maar significant lager dan in de overige twee groepen. Kinderen uit de interventiegroep hadden een significant lager incidentie van delier tijdens de recovery, hadden significant minder postoperatieve analgesie nodig en konden significant sneller worden ontslagen. (Kain 2007)

 

Literatuur over het belang van kindgerichte omstandigheden en kindgerichte

attitude bij professionals 

In verschillende recente richtlijnen over PSA bij kinderen wordt het belang van kindgerichte omstandigheden en professionals benadrukt. In de richtlijn van de Scottisch Intercollegiate Guideline Network wordt aanbevolen dat de sederende professional de competenties moet hebben om op een aangepaste en sympathieke manier te communiceren en om te gaan met het te sederen kind. Een pediatrische expertise wordt daarbij als essentieel genoemd. (SIGN 2004).

In de richtlijn van de Royal Australasian College of Physicians wordt aanbevolen om de procedure niet te verrichten in het bed of de kamer van de patiënt maar in een kindvriendelijke ruimte die rust uitstraalt en waarin kalme volwassenen werken. Tevens wordt aanbevolen dat de professional eenvoudige leeftijdsspecifieke coping technieken van een kind moet kennen en beheersen. (Australasian guideline 2006)

 

Vergelijkend onderzoek naar verschillende soorten atmosfeer en professioneel gedrag in het kader van een PSA werd niet gevonden. 

Eén studie werd gevonden waarin een snel interpreteerbare gevalideerde vragenlijst werd getest die de mate van ouderlijke tevredenheid kan meten wanneer hun kind een operatie ondergaat en tevens informatie kan geven over de factoren die angst in zulke kinderen oproept. De vragenlijst bestond uit een deel voor de ouders en een deel voor het kind. Ze werd uitgereikt onmiddellijk na de postoperatieve terugkeer van het kind op de afdeling door een anesthesist die zelf niet betrokken was bij de narcose. Aan deze studie deden 179 ouders mee, van de 179 vragenlijsten werden er 112 door zowel ouder als kind ingevuld. Uit deze evaluatie bij ouders en kinderen na het ondergaan van anesthesie blijkt dat het winnen van vertrouwen (door anesthesist en verpleegkundigen), een rustige / kindgerichte omgeving (een ruimte zonder harde geluiden, kleurig gedecoreerd en aanwezigheid van tastbare zaken die kunnen zorgen voor geruststelling en afleiding) en de kalmte vanuit personeel richting ouders en kind belangrijke elementen waren om tot een hoge mate van tevredenheid te komen. (Iacobucci 2005). Aangenomen mag worden dat deze bevindingen ook van toepassing zijn bij PSA. 

 

Literatuur over afleiding, psychologische/gedragsgerichte technieken en

hypnose

De literatuur werd gezocht naar het gebruik van gedragsmodificatie, speltherapie, muziek, virtual reality, sensorische stimuli en hypnose technieken tijdens medische procedures bij kinderen. Met name werd gezocht naar het mogelijk effect op de mate van procedurele distress bij het kind, het succespercentage van de procedure en het eventuele effect op de noodzakelijke dosis sedativa.

 

Kleiber publiceerde in 1999 een meta-analyse over het effect van afleiding op de pijn en distress die kinderen bij een medische procedure ondervinden. 16 studies (met 491 patiënten) over het effect op distress en 10 studies (met 535 patiënten) over het effect op pijn werden geanalyseerd. De procedures in deze studies betrof venapuncties, injecties, beenmergpuncties, lumbaal puncties, brandwondenzorg en tandheelkundige procedures. De conclusie van de meta-analyse was dat het gebruik van een afleidingstechniek leidt tot een matige maar significante vermindering van de procedurele distress. Dit effect was minder duidelijk voor procedurele pijn. (Kleiber 1999)

 

Een niet gerandomiseerd prospectief vergelijkend onderzoek bij kinderen (4-6 jaar oud) die voor een vaccinatie twee injecties moesten krijgen, bestudeerde het effect van het gebruik van een videofilm naar keuze (Beauty and The Beast, Aladdin, Bambi of Barney) als afleiding. De verpleegkundigen die de vaccinatie toedienden werden tevens getraind om de patiënt te coachen tot het bekijken van en interageren met de videofilm. In de controlegroep werd geen specifieke vorm van afleiding gebruikt. De hele procedure werd gefilmd en nadien werd via deze opname mate van distress bij het kind, ouders en verpleegkundigen gemeten aan de hand van een gevalideerd meetinstrument (Child-Adult Medical Procedure Interaction Scale-Revised, CAMPIS-R) In de interventiegroep vertoonden de kinderen een meer uitgesproken coping gedrag en minder distress. Hetzelfde gold ook voor de ouders en de verpleegkundigen. (Cohen 1997)

 

In een gerandomiseerde gecontroleerde trial werden 62 kinderen (2,5-7,5 jaar oud) die een mictie cysto-urethrogram (MCUG) moesten ondergaan gerandomiseerd voor 3 verschillende soorten randvoorwaarden: in een eerste groep kregen de kinderen net vóór en tijdens de procedure al vertellend uitgebreide, positieve en leeftijdsaangepaste informatie over wat er met hen zou gebeuren + een videofilm naar keuze te zien als afleiding. Een tweede groep kreeg ook een videofilm naar keuze te zien, maar kreeg slechts summiere informatie. Een derde groep kreeg alleen summiere informatie. De distress tijdens de procedure werd gemeten door het scoren van de video-opnames van de procedure aan de hand van de CAMPIS-R . De kinderen werden tevens een week na de procedure geïnterviewd waarbij hun eigen angst- en pijnervaring werden gescoord.

Kinderen uit de eerst groep bleken significant minder distress en pijn te voelen in vergelijking met de andere groepen. (Salmon 2006)

 

Het effect van de aanwezigheid van clowns op de mate van distress bij een inductie voor narcose werd bestudeerd in een gerandomiseerd prospectief onderzoek. 40 kinderen (5-12 jaar) die een kleine chirurgische interventie via de dagkliniek moesten ondergaan werden gerandomiseerd voor twee groepen: de interventiegroep (N=20) waarin kinderen tot aan de inductie werden begeleid door clowns en een ouder en een controlegroep (N=20) waarin de kinderen uitsluitend door een van de ouders werd begeleid. Aan de hand van gevalideerde gedragsobservatie instrumenten werd de mate van angst gemeten bij kind en ouders. Door middel van een vragenlijst werd ook de mening van de medische professionals gevraagd. De kinderen in de interventiegroep toonden significant minder pre-operatieve angst en significant minder angst bij de inductie. De professionals vonden de interventie een goede zaak voor het kind maar waren met een meerderheid tegen het continueren van het project omdat ze het een te grote interferentie vonden met de gang van zaken op de operatiekamer. (Vagnoli 2005)

 

Een gerandomiseerd gecontroleerd prospectief onderzoek vergeleek bij kinderen die een oncologische procedure (beenmergpunctie of lumbaalpunctie) moesten ondergaan het verschil tussen uitsluitend medicamenteuze sedatie (Midazolam, morfine en lokale anesthesie;N=45) met dezelfde medicamenteuze therapie aangevuld met een psychologische interventie (N=47). De psychologische interventie, waarin de ouders na een voorbereidende training actief participeerden, werd individueel bepaald en was aangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind. Bij kinderen < 6 jaar bestond die interventie uit bijvoorbeeld zeepbellen blazen, videospelletjes, muzikale boeken, kinderboek lezen al dan niet in een imaginaire omgeving. Bij kinderen > 6 jaar werden gelijkaardige technieken gebruikt al dan niet aangevuld of vervangen door meer abstracte technieken zoals ademhalingsoefeningen, tellen of geleide imaginatie. Een getrainde onderzoeker verzamelde de mate van distress bij het kind zoals die beoordeeld was door de ouders, de verpleegkundige en de arts. Door de moeder en de verpleegkundige werd significant minder distress gerapporteerd in de interventiegroep. (Kazak 1998)

 

Een vergelijkend onderzoek bij 81 kinderen (0-17 jaar oud) die in het kader van een 99mTcDMSA scan 45 minuten stil moesten liggen, toonde het voordeel aan van een aanvullende psychologische benadering (uitgebreide informatie via een foto-boek over de procedure voor de ouders en/of de kinderen, suggesties voor ouders hoe ze hun kinderen best konden begeleiden op de dag van het onderzoek, kindgerichte decoratie van de wachtruimte en de procedureruimte en de aanwezigheid van een pedagogisch medewerker die het kind tijdens de procedure afleidde met verhaaltjes, bellen blazen of zingen). In vergelijking met een historische controlegroep had de interventiegroep significant minder sedatie nodig (35% in vergelijking met 64%). De tevredenheid in de interventiegroep was significant hoger dan in de baseline groep. (Train 2006)

 

Het effect op de noodzaak tot sedatie werd bestudeerd nadat een MRI-compatibel audiovisueel systeem (MRVision 2000) was ingvoerd. De MRVision 2000 bestaat uit een combinatie van een MRI compatibele hoofdtelefoon en een klein TV scherm dat als een soort masker voor de ogen wordt geplaatst en waarop een DVD-film naar keuze kan worden bekeken. Gedurende 6 maanden volgend op de installatie van de MRVision 2000 werden 1112 MRI onderzoeken bij kinderen verricht. Deze interventiegroep werd vergeleken met een historische controlegroep (N= 955; kinderen die in dezelfde periode een jaar eerder een MRI scan hadden ondergaan). Overall was er een kleine maar significante vermindering in het percentage (afname van 49% naar 40%; P =0,001) patiënten dat sedatie nodig had. Het effect bleek wel leeftijdsafhankelijk: in de leeftijdsgroep van 0-2 jaar werd geen effect gezien. In de leeftijdsgroepen 3-10 jaar en > 10 jaar was er respectievelijk een afname van sedatiebehoefte van 53% naar 40% en van 16% naar 8%. Bij kinderen waarbij het onderzoek zonder sedatie plaatsvond werd een afname van totale MRI-tijd gezien van 17%. (Harned 2000)

 

Een onderzoek naar de effectiviteit en kosten-baten van muziektherapie werd verricht bij jonge kinderen die een van volgende procedures ondergingen: een echocardiografie (N=92; gemiddelde leeftijd 2,1 jaar), een CT scan (N=57; gemiddelde leeftijd 1,9 jaar) , het inbrengen van een infuus (N=11; gemiddelde leeftijd 5,6 jaar), een electrocardiogram (N=3), een röntgenonderzoek (N=2), of een extubatie (N=1). Muziektherapie was 100% effectief bij de kinderen die een echocardiografie ondergingen, 80,7% effectief bij de kinderen die een CT scan ondergingen en 94,1% effectief bij de overige procedures.

 

Voor de echocardiografie werd een kostenvergelijking gemaakt tussen PSA en muziektherapie waarbij de moeilijk controleerbare veronderstellingen werden gemaakt dat bij muziektherapie de echografist slechts 1/3 van de tijd nodig had in vergelijking met sedatie en er ook geen behoefte was aan twee extra verpleegkundigen die bij sedatie wel werden ingezet. Op die manier daalde de kost per sessie van 87,45dollar naar 13,21 dollar. (DeLoach Walworth 2005)

 

Uit een prospectief gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek bij 45 kinderen met leukemie of non-Hodgkin lymfoom (leeftijd van 6 – 16 jaar) bleek de effectiviteit van een gecombineerde pharmacologische-psychologische benadering voor de behandeling van procedure (Lumbaal Punctie) gerelateerde pijn en angst. Pijn en angst werden gemeten aan de hand van gevalideerde pijn- en angstscores die de patiënt zelf aangaf. Tevens werd de distress bij de patiënt tijdens de procedure door een observer gescoord. De combinatie van zelfhypnose met lokale anesthesie (Emla®) was superieur ten opzichte van alleen lokale anesthesie met betrekking tot de vermindering van (1) zelf gerapporteerde anticipatie angst, (2) zelf gerapporteerde procedure gerelateerde pijn, (3) zelf gerapporteerde procedure gerelateerde angst en (4) geobserveerde disstress, angstig of verstoord gedrag. (Liossi 2006)

 

Butler verrichte een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar het effect van hypnose bij kinderen (> 4 jaar) die een mictiecysto-urethrogram (MCUG) moesten ondergaan. Alle kinderen hadden reeds eerder een MCUG meegemaakt en daarbij distress ervaren. De gemiddelde leeftijd was 7,6 jaar (range 4-15 jaar). 44 kinderen werden bestudeerd (21 kinderen in de interventiegroep). In de interventiegroep kregen ouders en kinderen een 1-uur durende training in zelf-hypnose met visuele verbeelding door een getraind therapeut en de opdracht om in aanloop naar de procedure deze techniek te blijven oefenen. De therapeut was aanwezig tijdens de procedure om het kind te coachen in de zelf-hypnose.

De controlegroep kreeg de routine zorg die bestond uit demonstratie van de procedure, training in relaxatie- en ademoefeningen en begeleiding tijdens de procedure zelf.

 

De mate van distress en pijn werden gescoord door ouders en kind en tevens door een research assistent. 4 significante verschillen werden gevonden: In de interventie groep (1) rapporteerden ouders en kinderen minder pijn en distress, (2) was de geobserveerde distress minder, (3) verliep de procedure volgens de medische professional makkelijker en (4) duurde de procedure minder lang (gemiddeld 14 minuten korter). (Butler 2005)

 

50 kinderen (2 tot 11 jaar) met een ASA classificatie van I of II die via de dagkliniek een kleine chirurgische interventie ondergingen werden in een prospectief gerandomiseerd onderzoek naar het effect van hypnose als premedicatie voor inductiegerelateerde angst gerandomiseerd in twee groepen: in de interventiegroep (N=23) kregen de kinderen een placebodrankje een half uur vóór de ingreep en werd vanaf binnenkomst in de inductiekamer door de anesthesioloog gestart met hypnotische relaxatie. Deze hypnose werd voortgezet tot op het moment van inductie. In de controlegroep (N=27) kregen de kinderen een half uur vóór de ingreep oraal 0,5 mg/kg midazolam toegediend. De angst van de kinderen werd door een verpleegkundige gescoord door middel van de Modified Yale Preoperative Anxiety Scale bij binnenkomst op de operatieafdeling, bij binnenkomst in de operatiekamer en bij het begin van de maskerinductie. Tijdens de recovery werd de pijn gemeten met een Objective Pain Score en aan de hand van de Posthospitalization Behavorial Questionnaire de ouders op dag 1, 7 en 14 postoperatief bevraagd over postoperatieve gedragsveranderingen. Er bleek geen verschil wat betreft pre-operatieve angst tussen beide groepen, maar de angst bij inductie was significant lager in de hypnose groep. In de hypnosegroep bleken ook  significant minder gedragsveranderingen door de ouders te worden gerapporteerd op de postoperatieve dagen 1 en 7. (Calipel 2005)

  1. American Academy of Pediatrics guideline 2006: Guidelines for monitoring and management of pediatric patients during and after sedation for diagnostic and therapeutic procedures: an update.Pediatrics. 2006 Dec;118(6):2587-602
  2. American Society of Anesthesiologists guideline 2002: Practice guidelines for sedation and analgesia by non-anesthesiologists: An update report by the american society of anesthesiologists task force on sedation and analgesia by non-anesthesiologists. Anesthesiology 2002;4:1004-1017.
  3. Royal Australasian College of Physicians guideline 2006: Paediatrics & Child Health Division, The Royal Australian College of Physicians. Management of procedure-related pain in children and adolescents. Journal of Paediatrics and Child Health 42 (2006)S1-S29, 2006 Scottish Intercollegiate Guideline Network 2004 – www.sign.ac.uk
  4. Awogbemi T, Watson AR, Hiley D, Clarke L. Preparing children for day case nuclear medicine procedures. Nucl.Med Commun. 26[10], 881-884. 2005
  5. Bishop P, Nowicki M, May W, Elkin D, Parker P. Unsedated upper endoscopy in children. Gastrointest. Endosc 2002;55:624-630
  6. Butler L, Symons B, Henderson S, Shortliffe L, Spiegel D. Hypnosis reduces distress and duration of invasive medical procedure in children. Pediatrics 2005;115: e77-e85.
  7. Calipel S, Lucas-Polomi M, Wodey E, Ecoffey C. Premedication in children:hypnosis versus midazolam. Pediatric Anesthesia 2005;15:275-281
  8. Cline R, Harper F, Penner L, Peterson A, Taub J, Albrecht T. Parent communication and child pain and distress during painful pediatric cancer treatments. Social Science&Medicine 2006;63:883-898
  9. Cohen L, Blount R, Panopoulos G. Nurse coaching and cartoon distraction: an effective and practical intervention to reduce child, parent and nurse distress during immunization. Journal of pediatric psychology 1997;22:355-370.
  10. De Amorim e Silva C, Mackenzie A, Hallowell L, Stewart S, Ditchfield M. Practice MRI: reducing the need for sedation and general anaesthesia in children undergoing MRI. Australas Radiol 2006;50:319-323.
  11. DeLoach Walworth D. Procedural-support musical therapy in the health care setting:a costeffectiveness analysis. Journal of pediatric nursing 2005;20:276-284
  12. Harned R, Strain J. MRI-compatible audio/visual system: impact on pediatric sedation. Pediatr Radiol 2000;31:247-250
  13. Iacobucci T, Federico B, Pintus C, de Francisci G. Evaluation of satisfaction level by parents and children following pediatric anesthesia. Paediatr. Anaesth. 2005 Apr; 15 (4) : 314-320
  14. Kain Z, Caldwell-Andrews A, Maranets I, Nelson W, Mayes L. Predicting which child-parent pair will benefit from parental presence during induction of anesthesia: a decision making approach. Anesth Analg 2006;102:81-84.
  15. Kain Z, Caldwell-Andrews A, Mayes L, Weinberg M, Wang S, MacLarren J, Blount R. Familycentered preparations for surgery improves perioperative outcomes in children. Anesthesiology 2007;106:65-74
  16. Kazak A, Penati B, Brophy P, Himelstein B. Pharmacologic and psychologic interventions for procedural pain. Pediatrics 1998;102:59-66.
  17. Kleiber C, Harper D. Effects of distraction on children‘s pain and distress during medical procedures: a meta-analysis. Nurs Res 1999;48:44-49.
  18. Kupietzky A, Ram D. Effects of a positive verbal presentation on parental acceptance of passive medical stabilization for the dental treatment of young children. Pediatr.Dent. 27[5], 380-384. 2005
  19. Lewis-Claar R, Walker LS, Barnard JA. Children's knowledge, anticipatory anxiety, procedural distress, and recall of esophagogastroduodenoscopy. J Pediatr.Gastroenterol.Nutr. 34[1], 68-72. 2002
  20. Liossi C, White P, Hatira P. Randomized clinical trial of local anesthetic versus a combination of local anesthetic with self-hypnosis in the management of pediatric procedure-related pain. Health Psychol. 25[3], 307-315. 2006
  21. Mahajan L, Wyllie R, Steffen R, Kay M, Kitaoka G, Dettorre J, Sarigol S, McCue K. The effects of a psychological preparation program on anxiety in children and adolescents undergoing gastrointestinal endoscopy. J Pediatr Gastrenterol Nutr 1998;27:161-165
  22. Piira T, Sugiura T, Champion G, Donnelly N, Cole A. The role of parental presence in the context of children‘s medical procedures:a systematic review. Child:Care, Health & Development 2005;31:233-243.
  23. Pressdee D, May L, Eastman E, Grier D. The use of play therapy in the preparation of children undergoing MR imaging. Clin Radiol 1997;52(12):945-7
  24. Rosenberg D, Sweeney J, Gillen J, Kim, Varanelli M, O‘Hearn K, Erb P, Davis D, Thulborn K. Magnetic resonance imaging of children without sedation: preparation with simulation. J Am Acad Child Adolesc Psychiatry 1997;36:853-859
  25. Salmon K, McGuigan F, Pereira J. Brief report: optimizing children‘s memory and management of an invasive medical procedure: the influence of procedural narration and distraction. J Pediatr Psychol 2006;31:522-527
  26. Train H, Colville G, Allan R, Thurlbeck S. Paediatric 99mTc-DMSA imaging: reducing distress and rate of sedation using a psychological approach. Clinical Radiology 2006;61:868-874.
  27. Vagnoli et al. Clown Doctors as a treatment for preoperative anxiety in children: randomized prsopective study. Pediatrics 2005;116(4):e563-e567.

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Awogbemi T et al. Nucl.Med Commun. 2005,

26[10],881-884

C

 

N=210 

( 113 m)

Poliklinisch

Nuclear onderzoek

Geven van relevante informatie.

Oppervlakkige analgesie en speltherapie

 

Slechts 4 scans werden afgezegd, vanwege het niet kunnen inbrengen van infuus/ ineffectieve sedatie/ fout in het materiaal.

Tijd besteed in de voorbereiding van het kind voor de procedure verdient zich terug bij het vermijden van trauma’s en het ontwikkelen van anticipatie angst.

 

Bishop P,et al

Gastrointest.2002

; 55:624-630

C

Prospe ctieve, niet-

gerand omisee rdeobs ervatio nele studie

Sed n=27

Unsed n=21

Ondergaan van EGD in een

polikliniek

Wel/geen sedatie

 

Succespercentage

niet significant verschillend. Preangst scores bij de nietgesedeerde kk.

lager

Bij gebruik sedatie grote toename van benodigde tijd en capaciteit.

Bijna 80% van de kinderen die geen sedatie hadden gekregen zou de volgende keer sedatie willen. 

Butler L, et al pediatrics

2005;115:e77e85

B

Abstrac t

N=44,n1=21, n2=23

Gemid. Leeftijd 7.6 jaar

 

Hypnotische technieken

 

Hypnose vermindert stress gedurende een invasieve medische procedure bij kinderen

 

 

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Calipel S, et al,

Pediatrics

Anesthesia 2005;

15:275-281

B

 

N=50

2-11 jaar

Gebruik van pre medicatie

Midazolan of hypnose

N=23

N=27

Gebruik van PHBQ voor pre operatieve en post operatieve meting

Weinig verschil pre operatief. Post operatief bij gebruik van hypnose een

significant lagere Frequentie van gedragsproblemen ook na 7 en 15 dagen

 

Cline R, et al,

SocialScience&M edicine

2006;63:883-898

D

Video observ aties

N=31

Kinderen met kanker

Video observaties van de interacties tussen ouder en kind voor en gedurende pijnlijke procedures.

 

Onderverdeling in verschillende researchvragen Er is voor diverse vragen een verdeling in typen te zien van oudercommunicati e:1.

Normaliserend, 2.

Invalidating,3.

Ondersteunend en

4. afstandelijk

 

 

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Cohen L, et al, Journal of pediatric psychology 1997;22:355-370

B

 

N= 92

Leeftijd 4-6 jaar

vaccinatie

Training van kind en/of ouders door een verpleegkundige

 

In de twee interventie groepen hadden de kinderen minder last van distress en konden beter met de situatie

omgaan. Ook de ouders en verpleegkundigen in de interventiegroepen lieten meer coöperatief gedrag zien.

Jonge kinderen die pijnlijke medische procedures ondergaan hebben baat bij deze vormen van interventie

 

De Amorim e

Silva C et al,

Australas Radiol

2006; 50:319-323

C

Repros pectief review

N=144 leeftijd 4,1-

16,1 jaar

Ondergaan van een MRI

Voorbereiding

 

 

 

Voorbereiding is een veilige en effectieve methode om de behoefte aan sedatie en algehele anaesthesie bij kinderen die een klinische MRI scan ondergaan te verminderen

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

DeLoach-

Walworth D.2005

J Pediatr.Nurs

20[4],276-284

C

 

N=57………> N=92………>

N=17………>

CT

ECG

Andere procedures

muziektherapie

 

100% succes van de vermindering van de noodzaak voor sedatie bij

ECG.

80,7% bij CT 94,1% bij de andere procedures

In alle gevallen levert muziektherapie een significant voordeel t.o.v. kostenbesparing, tijdsbesparing en benodigd personeel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Harned R et al,

Pediatric Radiol

2000;31:247-250

B

 

N=955 in 1998

N=1112 in 1999

MRI

Gebruik Video goggle systeem

N=955 in 1998

 

0-2 jr. geen verschil,

3-10 jr. daling van

53 naar 40%

>10jr daling van 16 naar 8% 

Aantal kinderen dat sedatie nodig had is met 18% gedaald

De benodigde tijd voor het gebruik van de MRI ruimte is met 17% gedaald

Iacobucci T et al 2005 Paediatr.

Anaesth.April, 15

(4), 314-20

 

C

 

 

 

N=179 ouders

 

Vragenlijsten mbt tevredenheid bij ouders en kinderen na het ondergaan van anesthesie.

 

Begeleiding en omgeving waarin de procedure plaatsvindt zijn bepalend voor de mate van tevredenheid. Afhankelijk ook van de mate van vertrouwen

Twee beperkingen: er is niet gekeken naar de leeftijd en naar de verschillen in pathology van de kinderen.

 

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Kain ZN,et al

Pediatric

Anesthesia

2006;102:81-84

B

Prospe ctive cohort studie

N=426

2-12 jaar

ASA 1,2

Ondergaan van een operatie

Al dan niet aanwezig zijn van ouders bij de inleiding.

 

Kinderen die van zichzelf kalmer waren, minder angstig en ouder profiteerden meer van de aanwezigheid van de ouders.

Leeftijd is in hoge mate bepalend voor de mate van succes

Er komen een aantal indicatoren  naar voren, die de mate van succes van de aanwezigheid van ouders kunnen voorspellen.

 

Kain ZN, et al,

Anesthesiology

2007;106:65-74

 

B

 

RCT

 

N=408 leeftijd 2-

10jaar

 

Ondergaan van een operatie

 

Aanwezigheid van ouders die in verschillende mate zijn getraind om hun kind te begeleiden.

 

Een

familiegecentreerde gedragsinterventie reduceert niet alleen de angst van de kinderen voor de operatie maar vermindert ook het voorkomen van post operatieve delitium, Tevens verkort het de ontslagtermijn en vermindert het gebruik van pijnstillers na de operatie

 

 

Kazak AE et al,

1998 Pediatrics

102;59-66

B

 

N=45 PO

N=47 CI

Invasieve procedures bij kinderen met leukemie

PO alleen pharmacology. CI in combinatie met psychologische interventies.

 

De CI groep rapporteert een positievere uitkomst dan de PO groep.

 

 

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Kleiber C, et al,

Nurs Res

1999;48:44-49

A1

 

N=491 voor de groep distress N= 535 voor de groep pijn

Leeftijd>12jaar RCT of RM designs Gemiddelde en standaard deviatie voor controle en experimentele groep beschikbaar

Afleiding bij het ondergaan van een procedure

 

Kinderen hebben voordeel indien gezorgd wordt voor afleiding voor en tijdens de procedure

Gebruik van psychologische technieken zal de hoeveelheid geobserveerde distress doen verminderen

 

Kupietzky A et al.

Pediatr.Dent.200

5. 27[5],380-384

C

 

60 ouders, 21 kinderen CG, 39 kinderen in de EG

Tandheelkundige ingrepen

Papoose Board

 

 

Positeive uitleg geeft een hoger niveau van acceptatie dan bij neutrale uitleg.

 

Lewis-Claar et al, J.

Pediatr.Gastroent erol.Nutr. 2002 34{1},68-72

C

 

N=100;  age 8-17 

 

 

 

 

Interventions to reduce IV-telated distress may result in decreased distress during later phases of the procedure

 

Liossi C et al,

Health Psychol.

2006, 25[3], 307-

315

B

Prospe ctive controll ed trial

N=45;  age 6-16

 

lumbaalpunctie

Analgetische créme en analgetische creme met hupnose gecombineerd.

 

 

De gecombineerde methode gaf significant minder angst, minder procedure gerelateerde pijn en minder stress

De psychologische interventie gaf bovendien meer rust tussen het aanbrengen van de applicatie en de procedure zelf.

Positief t.a.v. ontwikkelen van anticipatie angst.

Meer studies nodig.

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Mahajan L,et al, J

Pediatr

Gastrenterol Nutr.

1998;27:161-165

A2

 

N= 60

Leeftijd 6- 19 jaar

Groep 1 n=30

Groep 2 n=30

Ondergaan van gastroscopy

Psychologische voorbereidingsprog ramma voor de procedure

 

Psychologische voorbereiding van kinderen voor een procedure heeft voor zowel het kind als de ouders voordelen

 

 

 

Piira T, et al

Child:Care,

Health&

Development

2005;31:233-243

A1

Review

N=2281

N1=1256 (ouders aanwezig) N2=1025

(ouders niet)

2wk-18jr

Alle aangemelde kinderen in een kinderziekenhuis

Al dan niet aanwezig zijn van ouders bij diverse interventies

 

Bij 8 studies; angst bij kinderen ↓ - bij 3 studies angst↑ en bij 13 studies gelijk

 

 

 

PresdeeD et al

1997

Clin.Radiol.52[12]

,945-947

C

 

N= 169 

4-8 jaar

Mri scan

speltherapie

 

Slagingspercentag e 99%

Een van de deelnemers had alsnog algehele anaesthesie nodig in verband met slechte coöperatie.

Gebruik van sedatie of anaesthesie is nooi helemaal uit te bannen maar kan wel flink gereduceerd worden.

Rosenberg D, et al, J Am Acad Child Adolesc

Psychiatry

1997;36:853-859

B

 

N=32,

Leeftijd 6-17 jaar 16 met OCD, 16 gezond

N=10

Leeftijd 6-17 jaar geen gebruik interventie

MRI

Gebruik van een simulator

 

Ook de kinderen met OCD hadden een verminderde verhoogde hartactie

De niet getrainde groep had significante verminderde hartslag en distress niveau Vanaf het begin van de procedure.

De resultaten suggereren dat farmacologische sedatie kan worden vermeden bij MRI onderzoek bij kinderen.

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Salmon K, et al, J

Pediatr Psychol

2006; 31: 522-

527

B

 

N= 62 leeftijd 2,5-

7,5

VCUG

Drie vormen van informatie: 1.

Complete procedurele informatie gedurende de VCUG met een cartoon video. 2. beperkte informatie met een cartoon video. 3. Beperkte procedurele informatie

 

Kinderen uit de 1e groep hadden een verbeterd geheugen voor de procedure. Ten tweede de kinderen uit de 1e groep lieten mindere distress zien, bijna gehalveerd vergeleken met groep 3. Ten derde in de 2e groep was weinig voordeel ten opzichte van de 3e groep.

Een procedurele informatie met ondersteuning Van een cartoon is een methode welke weinig kosten met zich meebrengt en gemakkelijk te implementeren is.

 

Train H et al.

2006 Clin. Radiol

61[10], 868-874

B

 

Baselinegroep n=81 kinderen ( 0-

17) over 6 maanden.

Interventiegroep n=57 kinderen ( 0-

10)

99mTv-DMSA scan.

Fotoboek, met een serie foto’s van een jong kind dat

een 99mTc-DMSA scan ondergaat, ter voorbereiding

 

Geen significante verschillen in termen van leeftijd en sexe. De hoeveelheid sedatie was in de interventiegroep beduidend lager .

Basline groep 64%, interventiegroep 35%.

 

 

 

Auteurs, jaartal

 

Mate van bewijs

Studie

type

 

Populatie (incl. steekproefgrootte)

Inclusie criteria

Interventie (incl. duur, dosering) 

Controle

(incl. duur, dosering)

Outcome

(effectmaat, incl.

follow-up)

Resultaat

Opmerkingen, commentaar

Vagnoli et al,

Pediatrics 2005;116 ( 4): e563-e567

B

 

N=40

5-12 jaar

Het ondergaan van een operatie met algehele anesthesie

Aanwezigheid van of alleen ouders bij de inleiding of ouders + clowndoctor

N1=20, met alleen ouders

N2=20, met ouders en clowndoctor

Gebruik 2 angstschalen, 1 voor kinderen en 1 voor ouders.

 

Clowngroep laat significant minder angst zien

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-03-2012

Laatst geautoriseerd  : 08-03-2012

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

Organisatie

  • Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO

 

De verenigingen die in deze richtlijn (deel I, II en III) participeren zijn: 

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch pedagogen met een Academische Opleiding
  • Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
  • Nederlands Genootschap van Abortusartsen
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandsche Internisten Vereeniging
  • Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Tandheelkunde 
  • Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging van Intensive Care Verpleegkundigen
  • Nederlandse Vereniging van Nurse Practitioners
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care 
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen 

 

De verenigingen die in de richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer (deel III) participeren zijn:

  • Beroepsvereniging voor Orthopedagogen en Klinisch Pedagogen met een Academische Opleiding 
  • Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiemedewerkers
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kinderneurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Spoedeisende Hulp Artsen
  • Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland Afdeling Kinder Verpleegkundigen
  • Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidzorg voor Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde

 

Financiering

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van de ZonMW in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO).'

Doel en doelgroep

Doel

Deze richtlijn wil op basis van een uitgebreide literatuurstudie en werkgroepbrede discussie aan drie doelstellingen voldoen:

 

A. Het vastleggen van de kwaliteitseisen waaraan PSA in het algemeen op de kinderleeftijd moet voldoen zodat die veilig en effectief is. Deze kwaliteitseisen hebben met name betrekking op: 

(1) de selectie van procedures en de selectie en voorbereiding van patiënten die voor PSA in aanmerking komen

(2)  de professional-afhankelijke voorwaarden en competenties, 

(3)  de noodzakelijke monitoring tijdens en na de procedure, 

(4)  de specifieke kindgerichte randvoorwaarden en omstandigheden

(5)  het gebruik van niet-farmacologische technieken

(6)  het voorkómen van procedurele dwang en geforceerde fixatie (restraint)

 

B. Het definiëren van specifieke en praktische aanbevelingen ten aanzien van PSA voor de meest courante medische procedures op de kinderleeftijd. 

 

C. Het uitwerken van een praktisch en implementeerbaar kader waarbinnen de

aanbevelingen kunnen worden gerealiseerd. De belangrijkst reden hiervoor zijn 

(1)  de verwachting dat ook in de toekomst de anesthesiologen niet volledig zullen kunnen voldoen aan de (steeds stijgende) vraag naar effectieve en veilige PSA 

(2)  het feit dat de vorige CBO richtlijn uit 1998 beperkt in de pediatrische sedatiepraktijk is doorgedrongen als gevolg van het ontbreken van een implementatietraject.

(3)  De vaststelling dat de meeste aanbevelingen van de nieuwe richtlijn niet zondermeer realiseerbaar zijn binnen de bestaande gezondheidszorg voor kinderen

 

De werkgroep wil met nadruk vermijden dat door het verwaarlozen van een traject voor implementatie de aanbevelingen van deze nieuwe richtlijn uiteindelijk niet zouden worden gerealiseerd. Specifieke aandacht werd daarom besteed aan de juridische verantwoordelijkheden, opleiding en de inzet van PSA-praktijkspecialisten en een lokale kwaliteitscommissie PSA. Tevens werd een eerste aanzet geschreven voor een specifiek implementatieplan.  

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor professionals die te maken kunnen hebben met pijnlijke en/of stresserende diagnostische of therapeutische procedures bij kinderen zoals kinderartsen, (kinder)chirurgen, SEH artsen, (kinder)radiologen, (kinder)anesthesiologen, (kinder)neurologen, orthopedagogen, kinderintensivisten, tandartsen, anesthesiemedewerkers, maar ook bevoegde en bekwame intensive care verpleegkundigen, kinderverpleegkundigen, physician assistants en nurse practitioners.

 

Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling ervan hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.

 

Hoewel deze richtlijn in de eerste plaats procedures en handelingen betreft die binnen een ziekenhuis plaatsvinden, gelden de aanbevelingen eveneens voor PSA‘s buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld binnen de tandheelkunde en de zelfstandige behandelcentra (ZBC).

Samenstelling werkgroep

  • P.L.J.M. Leroy, kinderarts (voorzitter)
  • mw. M.E.A. van Bergen-Rodts, vertegenwoordiger Vereniging Kind en Ziekenhuis 
  • mw. H.E. Blokland-Loggers, kinderarts
  • J.J. Dogger, anesthesiemedewerker
  • M.P. Gorzeman, spoedeisende-hulparts
  • mw. drs. M.M.L. van der Hall, orthopedagoog
  • F.T.M. ten Have, anesthesioloog
  • G. Jorna, kinderverpleegkundige en nurse practitioner kinderneurologie
  • mw. dr. A.Y.N. Schouten-van Meeteren, kinderarts 
  • mw. dr. M.H. Rövekamp, kinderarts
  • mw. I.N. Snoeck, kinderneuroloog
  • L.K.P. Tielens, anesthesioloog
  • J.I.M.L. Verbeke, radioloog
  • dr. J.S.J. Veerkamp, tandarts
  • drs. D.M. Schipper, adviseur CBO, secretaris
  • ir. T.A. van Barneveld, programmaleider CBO (tot en met september 2008)

 

Met dank aan:

  • Prof. mr. dr. J. Legemaate, juridisch adviseur Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
  • T. Porcelijn, anesthesioloog
  • mw. dr. D. Vieira-Travassos, kinderchirurg
  • dr. P.C. Makkes, adviseur tandheelkundig beleid

Belangenverklaringen

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

 

Werkgroep kinderen

 

Firma

Activiteit

Anders

Bergen M.E.A. van 

geen

 

 

Blokland H. 

geen

 

 

Dogger J.J. 

geen

 

 

Gorzeman M.P. 

geen

 

 

Hall drs. M.M.L. van der 

geen

 

 

Have F.T.M. ten 

geen

 

 

Jorna G.W.

geen

 

 

Leroy P. 

geen

 

 

Rövekamp M.H. 

Nutricia

 

congresbezoek juli

2005  

Schouten-van Meeteren A.Y.N. 

Schering Plough

Wetenschappelijk onderzoek

 

Snoeck I.N. 

geen

 

 

Tielens L.K.P.

geen

 

 

Verbeke J.I.M.L. 

geen

 

 

Veerkamp J.S.J.

geen

 

 

 

Inbreng patiëntenperspectief

Patiënten kijken met een ander perspectief naar de zorg dan hulpverleners. Hun ervaringsdeskundigheid is een belangrijke en waardevolle aanvulling in een richtlijn. Om het patiëntenperspectief gedurende het gehele richtlijnontwikkeltraject zo veel mogelijk te kunnen borgen, heeft in de werkgroep kinderen een vertegenwoordiger van de Vereniging Kind en Ziekenhuis zitting genomen als werkgroeplid. Deze vertegenwoordiger woonde als toehoorder tevens de plenaire werkgroepvergaderingen (van de werkroep Volwassenen, IC en kinderen tezamen) bij.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Voor publicatie van de richtlijn is deze van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. Ook is er een hoorzitting gehouden ten behoeve van ziekenhuisdirecteuren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de betrokken beroepsgroepen. Voor meer gedetailleerde implementatieactiviteiten zie aanverwanten.

 

Deze richtlijn wordt verspreid onder de leden van de beroepsgroepen die in de werkgroep zijn vertegenwoordigd en medische staven en directies van ziekenhuizen in Nederland. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

 

Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te stimuleren, zijn indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de implementatie steekproefsgewijs kan worden gemeten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgverleners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste zorg leveren. Zij kunnen daarmee ook onderwerpen voor verbeteringen van de zorgverlening identificeren. Ten tijde van het uitbrengen van deze richtlijn waren de indicatoren echter nog niet becommentarieerd waardoor deze separaat van de richtlijn zullen worden uitgebracht. 

Werkwijze

In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen:

  •  Werkgroep revisie richtlijn Sedatie en/of analgesie (PSA) bij volwassenen.
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij kinderen
  •  Werkgroep Sedatie en/of analgesie (PSA) bij intensive care patiënten

 

Iedere werkgroep krijgt de opdracht voorstellen te formuleren over inhoud, implementatie, 25 financiering, opleiding, kwaliteitsindicatoren en wetenschappelijk onderzoek.

 

De subwerkgroep kinderen heeft uitgebreid literatuuronderzoek verricht naar zo veel mogelijk relevante artikelen waarmee een antwoord kan worden gegeven op de uitgangsvragen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidencetabellen, toelichtende teksten en conclusies zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld. Na vaststelling van de conceptrichtlijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie naar aan de verenigingen voorgelegd en goedgekeurd.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn, voor zover mogelijk, gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Medline, Embase. Hierbij werd de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels, Duits, Frans. Daarnaast waren werkgroepleden in de gelegenheid literatuur aan te dragen. Er werd gezocht vanaf 1996 (Medline) en, afhankelijk van de context van de vragen, voor sommige vragen ook in Embase of Cinahl tot in ieder geval april 2006. 

 

De trefwoorden voor de patiëntenpopulatie (=P) in Medline zijn

-          de volgende gecontroleerde trefwoorden (de MESH, Medical Subject Heading) 

"Conscious-Sedation"/ all  explode "Analgesia"/ all  explode "Analgesics"/ all  en als vrije teksttermen  (sedation or analge*) in ti,ab

 

Dit resultaat is met een sensitief zoekfilter voor kinderen ingeperkt tot de juiste leeftijdsgroep en tot een van de volgende 4 talen: (dutch or german or french or english) in la

 

Aan deze algemene P + kinderen + talen zijn per vraag extra termen toegevoegd. Details van de zoekstrategie zijn te vinden in bijlage 5: Literatuursearches.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld en zijn de artikelen beoordeeld op bruikbaarheid. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel in de selectie opgenomen. De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt. 

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede

kwaliteit van voldoende

omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‗gouden standaard‘) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor

‗confounding‘ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2

(hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle

kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventie       

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

Tabel 2. Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Enquête

In het najaar 2006 en voorjaar van 2007 werd een landelijke enquête verricht naar het gebruik van procedurele sedatie en/of analgesie (PSA) bij Nederlandse algemeen kinderartsen werkzaam in universitaire en regionale ziekenhuizen. Deze enquête was een initiatief van de Afdeling Kindergeneeskunde en de afdeling Klinische Epidemiologie en Medical Technology Assessment (KEMTA) van het academisch ziekenhuis Maastricht. De enquête werd ontworpen en gecoördineerd door Piet Leroy, kinderarts-intensivist aan het azM en tevens voorzitter van de CBO-richtlijnenwerkgroep “Sedatie en Analgesie (PSA) bij kinderen op locaties buiten de operatiekamer”. De opbouw en resultaten van het onderzoek zijn te vinden bij de aanverwanten.

Activiteiten die de leden van de werkgroep ‘Sedatie’ in de afgelopen drie jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Immobilisatie en fixatie PSA bij kinderen