Multiple Sclerose (MS)

Initiatief: VRA Aantal modules: 63

Consultvoering bij een MS patiënt met functioneringsproblemen

Uitgangsvraag

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  • Welke onderwerpen dienen besproken te worden bij een consult over problemen in het dagelijks functioneren van een patiënt met MS?
  • Welke generieke principes dienen bij het bespreken van een revalidatiebehandeling en het verwijzen van een patiënt met MS toegepast te worden?
  • Hoe waarborg je aandacht voor seksuele gezondheid?

Aanbeveling

Vraag de speciële anamnese op een semi-gestructureerde wijze uit en vraag minimaal naar de volgende onderwerpen:

  • Cognitieve klachten (zie de module Cognitieve revalidatie bij MS).
  • Psychische klachten (depressie, angst, verwerking) en psychosociale problemen (zie de module Diagnostiek (psycho)sociale problemen).
  • Vermoeidheid (zie de module Diagnostiek van vermoeidheid).
  • Gezichtsvermogen.
  • Spreken.
  • Slikken (zie de module Behandeling van dysfagie).
  • Arm/handfunctie (coördinatie, tremor, kracht, conditie, spasticiteit, gevoel).
  • Mictie/defaecatie/seksuele functies.
  • Lopen (balans, coördinatie, kracht, conditie, spasticiteit, gevoel, vallen).
  • Pijn.
  • Decubitus.
  • Draagkracht/draaglast mantelzorger/systeem.
  • Seksuele gezondheid.

 

Vraag het dagelijks functioneren uit aan de hand van de hoofdstukken van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF):

  • Leren en toepassen van kennis.
  • Algemene taken en eisen.
  • Communicatie.
  • Mobiliteit.
  • Zelfverzorging.
  • Huishouden.
  • Tussenmenselijke interacties en relaties.
  • Belangrijke levensgebieden.
  • Betaald werk, sociaal en burgerlijk leven.

 

Formuleer de revalidatiediagnose en de functionele prognose aan de hand van het ICF-model.

 

Stel een revalidatiebehandelplan op uitgaande van de hulpvraag van de patiënt.

 

Pas bij het opstellen van een revalidatiebehandelplan de principes van gedeelde besluitvorming (Shared Decision Making), het stellen van doelen (Goal Setting) en ‘stepped care’ toe.

 

Heb structureel en proactief aandacht voor seksuele gezondheid, door:

  • Gebruik te maken van het PLISSIT-model.
  • Als neuroloog en/of de revalidatiearts de seksuele gezondheid te adresseren, in ieder geval in de diagnostische/acute fase.
  • Als MS-verpleegkundige, als spil in de hulpverlening, op gezette tijden (proactief en structureel) gedurende het gehele ziekteverloop aandacht aan seksuele gezondheid te besteden.
  • Bij complexe vraagstukken over de seksuele gezondheid te verwijzen naar een gecertificeerd seksuoloog NVVS.

Overwegingen

Revalidatie bij MS

De Europese organisatie Rehabilitation in MS (RIMS) definieert revalidatie als “a highly individualised education and adaptation process to gain maximum activity and participation”. Belangrijk onderdeel van de revalidatie is de functionele diagnostiek, prognostiek en behandeling van patiënten met problemen van motoriek en/of cognitie, waarbij het doel voor de patiënt optimale zelfredzaamheid, eigen regievoering en maatschappelijke participatie is.

 

In de revalidatie wordt gebruik gemaakt van de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ontwikkelde International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF, zie figuur 1). Deze classificatie wordt gebruikt om individuele gevolgen van ziekte voor het dagelijks functioneren te beschrijven ten tijde van een consult (revalidatiediagnose) en in te schatten hoe het functioneren in de (nabije) toekomst zal zijn (functionele prognose) al dan niet als gevolg van de ingezette (revalidatie)behandeling. Persoonlijke, sociale en omgevingsgebonden factoren, die van invloed kunnen zijn, zijn een onlosmakelijk onderdeel van de revalidatiediagnostiek.

 

F1

Figuur 1 De International Classification of Functioning and Health (ICF)

 

Zowel de revalidatiediagnose als de functionele prognose zijn nodig om een individueel revalidatiebehandelplan op te stellen. Daarnaast zijn de hulpvraag van de patiënt, en haar of zijn belastbaarheid, voorkeuren en prioriteiten sterk medebepalend voor dit plan. Dit komt tot uiting in het samen met de patiënt bepalen van de revalidatiedoelen; een optimaal revalidatieplan is gebaseerd op voor de patiënt betekenisvolle doelen. Bij de uitvoering van het plan dient vervolgens rekening gehouden te worden met de manier waarop de patiënt zich het beste nieuwe vaardigheden eigen maakt (leerstijl), de manier van coping van de patiënt, hoe de patiënt reageert op behandeling, op welke manier de behandeling het beste te combineren is met het dagelijks leven van de patiënt en waar de behandeling het beste kan plaatsvinden.

 

Revalidatie kan geboden worden in diverse settingen, zoals eerstelijnsrevalidatie, medisch specialistische revalidatie en geriatrische revalidatiezorg. De keuze is afhankelijk van de complexiteit en samenhang van de problemen en de mate van revalideerbaarheid.

 

Veel voorkomende problemen

De revalidatie van patiënten met MS is complex vanwege de grote diversiteit aan symptomen die in verschillende combinaties kunnen optreden en die bovendien kunnen wisselen in de loop van de tijd. In een groot register waaraan ruim 35.000 patiënten met MS vrijwillig deelnamen (NARCOMS register, https://www.narcoms.org) is aan de hand van vragenlijsten informatie verzameld over de door patiënten ervaren ernst van 11 veel voorkomende problemen bij MS (vermoeidheid, cognitie, gezichtsvermogen, handfunctie, mobiliteit, blaas- en darmproblemen, gevoelsproblemen, spasticiteit, pijn, depressie, en tremor/coördinatieproblemen) en het verloop van deze problemen in de tijd (Kister, 2013). Figuur 2 geeft de resultaten van dit onderzoek samenvattend weer. Vermoeidheid is en blijft gedurende het hele ziekteverloop de meest voorkomende klacht. Uit de figuur blijkt dat alle problemen in ernst toenemen met voorschrijdende ziekteduur en dat er een verschuiving ontstaat in de relatieve frequentie van voorkomen. Hoewel de lijst weloverwogen tot stand gekomen is, ontbreekt helaas informatie over een aantal belangrijke domeinen, zoals seksuele gezondheid, spreken en slikken (zie de modules Dysfagie en Dysartrie).

 

F2a

F2b

Figuur 2 Veel voorkomende problemen bij MS in het eerste jaar en na een ziekteduur van 30 jaar

 

Twee onderzoeksgroepen hebben door middel van een evidence-based en formeel consensus proces bij zorgverleners onderzocht welke ICF-items relevant zijn voor patiënten met / behandeling van MS (Khan, 2007; Coenen, 2011). De uitgebreide versies van deze sets bevatten 138 en 144 items; de verkorte versies van deze sets bestaan uit 19 en 30 items. Tabel 1 toont het resultaat van de gecombineerde verkorte sets. Er is ruime overlap van de door de patiënten genoemde problemen en de door zorgverleners geselecteerde ICF-items.

 

Tabel 1 ICF kernsets zoals bepaald door zorgverleners

Bodyfunctions

Activity and participation

Environmental factors

  • Higher level cognitive functions
  • Urination functions
  • Energy and drive functions
  • Seeing function
  • Gait pattern functions
  • Muscle power functions
  • Exercise tolerance functions
  • Sexual functions
  • Attention function
  • Memory function
  • Control of voluntary movement functions
  • Emotional functions
  • Sensation of pain

 

  • Focusing attention
  • Solving problems
  • Hand and arm use
  • Walking
  • Moving around
  • Toileting
  • Transferring oneself
  • Recreation and leisure
  • Intimate relationships
  • Carrying out daily routine
  • Maintaining a body position
  • Changing basic body position
  • Fine hand use
  • Eating
  • Family relationships
  • Remunerative employment
  • Immediate family and friends
  • Health professionals
  • Individual attitudes of close family members
  • Health services, systems and policies
  • Products or technology for personal use in daily living
  • General social support services, systems and policies

Raadpleeg https://class.whofic.nl/browser.aspx?scheme=ICF-nl.cla voor een definitie en omschrijving van de begrippen.

 

Checklist anamnese naar dagelijks functioneren bij MS

Doordat deze veelvoorkomende problemen in verschillende combinaties kunnen voorkomen en met elkaar kunnen interacteren, is het in kaart brengen van het functioneren van een patiënt met MS complex. Naast inhoudelijke kennis over deze veelvoorkomende problemen is gedegen anamnesetechniek nodig om in de individuele zorg te bepalen in hoeverre deze problemen voor deze patiënt relevant zijn, waarom dat zo is en welke gevolgen dit zou moeten hebben voor de in te zetten revalidatiebehandeling. Omdat juist deze individuele betekenis belangrijk is, volstaat het niet om alleen vast te stellen of een bepaald probleem wel of niet aanwezig is. Vandaar dat een semigestructureerde manier van gespreksvoering het meest aangewezen is. Tabel 2 bevat een praktisch toepasbare gespreksleidraad die gevolgd kan worden bij een (hetero)anamnese gericht op het dagelijks functioneren van patiënten met MS. Vanwege de veranderingen die in de loop van de ziekte kunnen optreden, is het aan te bevelen het dagelijks functioneren met enige regelmaat, bijvoorbeeld jaarlijks, uit te vragen.

 

Tabel 2 Checklist anamnese dagelijks functioneren bij MS

Onderdeel

Toelichting

Voorgeschiedenis

Wanneer diagnose MS, type MS, schubs, comorbiditeit

Medicatie en zorggebruik

Immuunmodulerende therapie, overige medicatie (polyfarmacie), hulpmiddelen, voorzieningen en aanpassingen, betrokken hulpverleners

Sociale anamnese

Gezinssamenstelling, woning, opleiding, werk, vervoer (rijbewijs, auto, fiets, OV)

Hulpvraag

Formuleren op het gebied van activiteiten en participatie

Speciële anamnese

 

Cognitieve klachten, psychische klachten (depressie, angst, verwerking), vermoeidheid, gezichtsvermogen, spreken, slikken, arm/handfunctie (coördinatie, tremor, kracht, spasticiteit, gevoel), mictie/defaecatie, seksuele gezondheid, lopen (balans, coördinatie, kracht, conditie, spasticiteit, gevoel, vallen), pijn, decubitus, belasting mantelzorger/systeem

Niveau van functioneren

Leren en toepassen van kennis, algemene taken en eisen, communicatie, mobiliteit, zelfverzorging, huishouden, tussenmenselijke interacties en relaties, belangrijke levensgebieden, betaald werk, sociaal- en burgerlijk leven

 

Generieke aspecten van een revalidatiebehandeling

In de verschillende modules wordt per (afgebakende) uitgangsvraag ingegaan op het bewijs voor verschillende problemen in het functioneren. In deze paragraaf worden belangrijke generieke aspecten van een revalidatiebehandeling toegelicht, omdat deze ook gelden voor de revalidatie van patiënten met MS.

 

Zoals hierboven genoemd is het algemene doel van revalidatie om te komen tot een voor de patiënt optimale zelfredzaamheid, eigen regievoering en maatschappelijke participatie zoals bjvoorbeeld het kunnen behouden van werk. Om dit doel te bereiken is het belangrijk om aan te sluiten bij de behoefte van de individuele patiënt. Dit wordt geborgd door bij het opstellen van een revalidatieplan uit te gaan van de hulpvraag van de patiënt, waarbij deze hulpvraag veelal geformuleerd wordt op het activiteiten- en/of participatieniveau van de ICF. Tegelijkertijd is er ook input vanuit de zorgverlener in de vorm van de functionele diagnose en prognose, en kennis over de verschillende behandeleffecten (zoals in de andere modules of andere richtlijnen beschreven). Door gedeelde besluitvorming (shared decision making) dienen beide perspectieven verenigd te worden om te komen tot een revalidatiebehandelplan dat gebaseerd is op zo specifiek mogelijk geformuleerde doelen (goal setting). In een recente systematische review wordt bevestigd dat het stellen van doelen (goal setting) en gedeelde besluitvorming een belangrijk onderdeel zijn van de revalidatie, waarbij wel opgemerkt wordt dat het proces van gedeelde besluitvorming verder verbeterd kan worden (Rose, 2017). Het is aannemelijk dat deze laatste opmerking ook voor de Nederlandse situatie geldt. Ook voor de revalidatie van patiënten met MS wordt het belang van gedeelde besluitvorming en het stellen van doelen onderschreven (Playford, 2019).

 

In Nederland wordt revalidatie in verschillende vormen aangeboden: eerstelijns revalidatie, medisch specialistische revalidatie in ziekenhuizen of revalidatiecentra en geriatrische revalidatie zorg. Bij het opstellen van een revalidatieplan worden de principes van ‘stepped care’ (getrapte zorg) toegepast; afhankelijk van de mate van complexiteit en onderlinge samenhang van de problemen wordt bepaald welke vorm van revalidatie het best passend is. Het toepassen van het adagium ‘dichtbij als het kan, ver weg als het moet’ kan deze keuze ondersteunen.

 

Seksuele gezondheid

Seksuele gezondheid wordt gezien als een centraal aspect in het menselijk leven en wordt beïnvloed door zowel biologische, psychologische als sociale factoren. Mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking hebben een veel grotere kans op problemen met hun seksuele gezondheid dan de algemene bevolking. Wie MS beschouwt vanuit het perspectief van de ICF (RIVM, 2002) ziet dat vele symptomen direct of indirect van invloed zijn op de seksuele gezondheid van de patiënt, en zijn/haar eventuele partner (Bolle, 2008). Dit impliceert dat deze groep ook vaker behoefte zal hebben aan hulp bij seksuele problemen (Kedde, 2012).

 

Seksuele disfunctie bij MS komt bij mannen tussen de 64% en 91%, en bij vrouwen tussen de 45% en 80% voor, en draagt bij aan een aanzienlijke ziektelast (onderzoek in Nederland (Vermote, 2008)). Problemen met seks komen ook al voor bij lichte vormen van MS, soms zelfs als eerste verschijnsel (Gianotten, 2009). De problematiek wordt in ongeveer de helft van de gevallen onderschat en/of niet geadresseerd (Marck, 2016; Zorzon, 1999).

 

Het is evident dat MS direct door zenuwgeleidingsschade opwindingsstoornissen kan geven (bij mannen erectiele disfuncties, bij vrouwen verminderde prikkelgevoeligheid van de clitoris) en indirect door bijkomende fysieke, cognitieve, emotionele en sociale problemen. Gebrek aan seksuele interesse (41,8% van de vrouwen) en problemen met erectie (40,7% van de mannen) komen het meest voor (Marck, 2016). Seksuele problemen strekken zich uit naar zin/motivatie voor seks, seksuele opwinding en het tot orgasme kunnen komen. Bij mannen komen daarbij problemen met de zaadlozing en bij vrouwen met name pijnklachten. Naast seksuele functiestoornissen moet er oog zijn voor de impact op relatievorming, toekomstbeeld, kinderwens, vruchtbaarheid en zwangerschap.

 

Seksuele gezondheid, waaronder het seksuele welbevinden van de MS-patiënt en diens eventuele partner, is een belangrijk aspect van het menselijke leven. Het is van belang dit onderwerp in de revalidatiebehandeling te adresseren (Kruijver, 2015). Dit begint met het expliciet laten merken dat MS logischerwijs vragen en problemen met zich meebrengt op relationeel en seksueel vlak. Veel patiënten zullen daar, ongeacht leeftijd of ziekte-ernst, mee bezig zijn. De patiënt moet daarom in de gelegenheid worden gesteld aan te geven of zijn/haar seksuele gezondheid een bron van zorg is en zo ja, welke hulp dan in de rede ligt. Alle bij de revalidatie van patienten met MS betrokken disciplines delen de verantwoordelijkheid om vragen en zorgen ten aanzien van de seksuele gezondheid te bespreken en de seksuele gezondheid van de patient te bevorderen. Echter, om te voorkomen dat deze gedeelde verantwoordelijkheid onder disciplines resulteert in geen verantwoordelijkheid nemen, adviseren wij dat de neuroloog en indien betrokken de revalidatiearts in ieder geval in de diagnostische/acute fase het thema seksuele gezondheid adresseert, en dat de MS-verpleegkundige, als spil in de hulpverlening, op gezette tijden (proactief en structureel) gedurende het gehele ziekteverloop aandacht aan seksuele gezondheid besteedt.

 

Het bespreekbaar maken betekent op de eerste plaats dat men aan de patiënt de boodschap afgeeft dat men weet dat de seksuele gezondheid vragen/zorgen kan opleveren en dat men bereid is deze hulpvraag te onderkennen en desgewenst aandacht te geven. Afhankelijk van de aard en diepgang van de hulpvraag dient een passende discipline te worden ingeschakeld die een adequaat hulpaanbod kan formuleren. Voor complexe vraagstukken, waarin zowel biologische, psychologische als sociaal-relationele factoren interacteren, is verwijzing naar een gecertificeerd seksuoloog NVVS vereist.

 

Voor de borging van structurele (in een structuur opgenomen, terugkerende) en proactieve (niet afwachtende) aandacht voor seksuele gezondheid wordt zowel in de bij MS-zorg betrokken instellingen, als individueel door medici, paramedici en behandelaren, gebruik gemaakt van het PLISSIT-model (Annon, 1974; Kruijver, 2015). Hoewel dit model gebruikt kan worden als gespreksmodel (van algemeen naar specifiek), is het met name bedoeld als model om interventies met betrekking tot seksuele gezondheid te organiseren. Als interventiemodel geeft het antwoord op de vraag: wie doet wat wanneer? Het waarborgt daarbij een stepped-care aanpak, die aansluit bij zowel preventie- als behandelingsdoelen.

 

Indien er (nog) geen hulpvraag is, verwijs naar de patiënten folder van de Rutgersstichting, “Multiple Sclerose (MS) en seksualiteit” via www.seksualiteit.nl Of: naar de website van het Nationaal MS fonds: https://nationaalmsfonds.nl/leven-met-ms/ms-en-intimiteit/

 

Indien er wel een hulpvraag is met betrekking tot seksuele gezondheid beschrijf deze in concrete termen aan de hand van het ICF-model. Functionele problemen (denk aan: urogenitale functies, seksuele functies, sensorische functies, pijn, spraak, bewegingssysteem). Naast problemen op het niveau van activiteiten (bijv. mobiliteit: spasmen, houdingen; zelfverzorging: intieme hygiëne, kleding, zich aantrekkelijk voelen) en/of participatie (bijv. intermenselijke relaties: ongelijkwaardigheid in partnerrelatie, communicatieproblemen, ondersteuning gewenst in de vorm van seksuele dienstverlening). Stel een revalidatiebehandelplan op uitgaande van de hulpvraag van de patiënt (en/of evt. partner) en de mogelijkheden van het multidisciplinaire team. Pas hierbij de principes toe van de methodes “shared decision making”, “goal setting” en “stepped care”.

 

Het is vanzelfsprekend wenselijk dat scholing op het gebied van seksuele gezondheid structureel wordt aangeboden en bijgehouden, zodat de vereiste competenties en vaardigheden beschikbaar zijn en blijven (bespreekbaar maken, kennis en vaardigheden, behandel-en interventiemogelijkheden, rapportage en verslaglegging).

 

F3

Figuur 3 PLISSIT-model. Het acromiem PLISSIT staat voor Permission (oftewel permissie geven), Limited Information (oftewel beperkte informatie geven), Specific Suggestions (oftewel specifieke suggesties geven) en Intensive Therapy (oftewel intensieve therapie geven). Men stelt zich het PLISSIT als een trechter-model, van algemeen naar specifiek.

De eerste stap (Permission/Permissie geven) wordt door alle disciplines uitgevoerd (men laat merken het vanzelfsprekend te vinden dat patiënten vragen/zorgen ten aanzien van seksualiteit kunnen hebben).

De tweede stap (Limited Information/Beperkte informatie) wordt uitgevoerddoor disciplines die weet hebben van het ziektebeeld en die, zonder de persoon te hoeven kennen, informatie kunnen geven (denk aan zorgverleners die bekend zijn met de gevolgen van verschillende ziektebeelden op de seksualiteit (zoals verpleegkundig specialisten, maatschappelijk werkenden, ergotherapeuten, fysiotherapeuten etc.).

De derde stap (Specific Suggestions/Specifieke Suggesties) wordt uitgevoerd door die disciplines die, aan de hand van de hulpvraag van de patiënt, op basis van een biopsychosociale analyse van de bijzondere omstandigheden van de betreffende patiënt, een gericht praktisch advies kunnen geven (bijvoorbeeld een betrokken fysiotherapeut, ergotherapeut of verpleegkundige die in staat is een biopsychosociale analyse te maken). Door het behandelteam pragmatisch in te zetten kan complexe problematiek worden voorkomen. De vierde stap (Intensive Therapy/Intensieve Therapie) is geboden als er sprake is van een complex probleem met betrekking tot de seksuele gezondheid. Vaak is de lijdensdruk bij de patiënt en/of de partner hoog en is er een urgente hulpvraag. Afhankelijk van de vraag die op de voorgrond ligt na biopsychosociale analyse wordt gekozen voor passende specialistische expertise: patiënt (en/of eventuele partner) wordt verwezen naar de seksuoloog NVVS, een medisch specialist of psycholoog.

Onderbouwing

Hoewel patiënten met MS regelmatig in contact komen met zorgverleners, bleek tijdens de Invitational conference (zie verslag van de Invitational in de bijlagen) dat problemen in het dagelijks functioneren niet altijd tijdig genoeg worden opgemerkt. De aanwezigen waren van mening dat tijdige signalering van functioneringsproblemen tot betere zorg en counseling kan leiden, omdat de (revalidatie)behandelmogelijkheden eerder met de patiënt kunnen worden besproken en - desgewenst - worden gestart.

Er is voor deze module niet systematisch gezocht naar literatuur, omdat het al bekend is welke klachten bij patiënten met MS voor kunnen komen en in welke mate (zie ook de overwegingen). Daarnaast zijn de richtlijnen met betrekking tot de generieke principes bekend en toegespitst op de Nederlandse situatie. De adviezen zijn daarom gebaseerd op expert opinion en good clinical practice.

  1. Annon, J.S. The Behavioral Treatment of Sexual Problems. Mercantile Printing, Honolulu (HI) 1974: 43-47.
  2. Bolle G. Ziekte van Multiple Sclerose. In: Gianotten WL, Meihuizen-de Regt MJ, van Son-Schoones N, editors. Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking. Assen: Koninklijke Van Gorcum; 2008. pp. 355-361.
  3. Coenen M, Cieza A, Freeman J, et al. The development of ICF Core Sets for multiple sclerosis: results of the International Consensus Conference. J Neurol. 2011;258(8):1477-1488. doi:10.1007/s00415-011-5963-7.
  4. Gianotten WL, Sanders EACM en Zwanikken CP. Multiple Sclerose en seksuologie. Academic Pharmacutical Productions BV, Culemborg, 2009.
  5. Kedde H, van de Wiel H, Schultz WW, Vanwesenbeeck I, Bender J. Sexual health problems and associated help-seeking behavior of people with physical disabilities and chronic diseases. J Sex Marital Ther. 2012;38(1):63-78. doi: 10.1080/0092623X.2011.569638. PMID: 22268982.
  6. Kister I, Bacon TE, Chamot E, et al. Natural history of multiple sclerosis symptoms (published correction appears in Int J MS Care. 2014 Winter;16(4):170). Int J MS Care. 2013;15(3):146-158. doi:10.7224/1537-2073.2012-053.
  7. Khan F, Pallant JF. Use of the International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) to identify preliminary comprehensive and brief core sets for multiple sclerosis. Disabil Rehabil. 2007;29(3):205-213. doi:10.1080/09638280600756141.
  8. Kruijver E, Bender JL, Meesters JJL, “Ja! Seks kan gerevalideerd worden!” Revalidatieseksuologie bij Sophia Revalidatie als voorbeeld van good practice. TvS. 2015. 39-3 96-100 9.
  9. Marck CH, Jelinek PL, Weiland TJ, Hocking JS, De Livera AM, Taylor KL, Neate SL, Pereira NG, Jelinek GA. Sexual function in multiple sclerosis and associations with demographic, disease and lifestyle characteristics: an international cross-sectional study. BMC Neurol. 2016 Nov 4;16(1):210. doi: 10.1186/s12883-016-0735-8. PMID: 27814701; PMCID: PMC5097380.
  10. NARCOMS register, https://www.narcoms.org.
  11. Playford ED. Beyond standard rehabilitation programmes: Working with people with MS for adequate goal setting and rehabilitation treatment evaluation. Mult Scler. 2019 Sep;25(10):1394-1401. doi: 10.1177/1352458519864930. PMID: 31469357.
  12. RIVM (Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre). ICF - Nederlandse vertaling van de 'International Classification of Functioning, Disability and Health' (compilatie). Bilthoven, 2002.
  13. Rose A, Rosewilliam S, Soundy A. Shared decision making within goal setting in rehabilitation settings: A systematic review. Patient Educ Couns. 2017 Jan;100(1):65-75. doi: 10.1016/j.pec.2016.07.030. Epub 2016 Jul 26. PMID: 27486052.
  14. Vermote, R., Akhtar, S., & Kruitwagen-van Reenen, E. T. (2008). Multiple sclerose (Multiple sclerosis). In W. L. Gianotten, M. J. Meihuizen-de Regt, & N. van Son-Schoones (Eds.), Seksualiteit bij ziekte en lichamelijke beperking (pp. 243–251). Assen.
  15. Zorzon M, Zivadinov R, Bosco A, Bragadin LM, Moretti R, Bonfigli L, Morassi P, Iona LG, Cazzato G. Sexual dysfunction in multiple sclerosis: a case-control study. I. Frequency and comparison of groups. Mult Scler. 1999 Dec;5(6):418-27. doi: 10.1177/135245859900500i609. PMID: 10618699.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-07-2021

Laatst geautoriseerd  : 08-07-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Ergotherapie Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Seksuologie
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Multiple Sclerose Vereniging Nederland
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met Multiple Sclerose (MS).

 

Werkgroep

  • Prof. dr. V. de Groot, revalidatiearts, Amsterdam UMC, locatie VUmc, Amsterdam, VRA (voorzitter)
  • Dr. J. van Meeteren, revalidatiearts, Rijndam, locatie Erasmus MC, Rotterdam, VRA (voorzitter)
  • Dr. A.C. van Voskuilen, revalidatiearts, Klimmendaal Revalidatiespecialisten, Arnhem, VRA
  • Dr. N.F. Kalkers, neuroloog, OLVG, Amsterdam en Amsterdam UMC, locatie VUmc, Amsterdam, NVN
  • Drs. C. van Gelder, specialist ouderengeneeskunde, GGzE, Eindhoven, Verenso
  • Prof. dr. F.G. Schaafsma, bedrijfsarts, bijzonder hoogleraar arbeid en bedrijfsgeneeskunde Amsterdam UMC, Afdeling Public & Occupational Health, NVAB
  • R. Standhardt-Keilman, ergotherapeut, Nieuw Unicum, Zandvoort, EN (tot oktober 2019)
  • Dr. I.C.J.M. Eijssen, ergotherapeut, Amsterdam UMC, locatie VUmc, Amsterdam, EN (vanaf november 2019)
  • Dr. M.B. Rietberg, fysiotherapeut, Amsterdam UMC, locatie VUmc, Amsterdam, KNGF
  • Dr. R. Kemps, GZ-psycholoog, Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie, Utrecht, NIP (tot mei 2020 werkgroeplid, vanaf juni 2020 lid klankbordgroep)
  • Drs. M.G.E. Huijsmans, GZ-psycholoog, OLVG, Amsterdam en Reade, NIP (vanaf juni 2020)
  • K. Harrison, verpleegkundig specialist neurologie, Ter Gooi, locatie Blaricum, V&VN
  • J.E. Schoonen-Ouwehand, revalidatie maatschappelijk werker, Basalt Revalidatie, Den Haag, BPSW (tot maart 2020)
  • Dhr. R.G. Hoogakker, medisch maatschappelijk werker en aandachtsfunctionaris huiselijk geweld, Amsterdam UMC, locatie VUmc, Amsterdam, BPSW (vanaf maart 2020)
  • Drs. L.S. Ruhaak, logopedist, logopediewetenschapper en onderzoeker in opleiding, Amsterdam UMC, locatie VUmc, Amsterdam, (en tot juli 2020 Nieuw Unicum, Zandvoort), NVLF
  • E. Kruijver, seksuoloog, PsyQ, Utrecht en De Hoogstraat, Revalidatie, Utrecht, NVVS
  • C.E. Helfrich-Smallegange, diëtist, Siza, Arnhem, NVD
  • F. Kingma, patiëntvertegenwoordiger, MS Vereniging Nederland

 

Met ondersteuning van

  • Dr. S. Persoon, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. S. Van Dijk, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot januari 2019)
  • Dr. G. Peeters, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf januari 2019 tot november 2019)
  • Dr. J.C. Maas, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf november 2019)
  • Dr. L.M.P. Wesselman, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf augustus, 2020)
  • Dr. Mevr. R. Zwarts - van de Putte, adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf augustus, 2020)

 

Met dank aan

  • M.E. Wessels MSc, Medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • M. van der Maten MSc, Medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Groot (voorzitter)

Hoofd afdeling revalidatiegeneeskunde Amsterdam UMC.

President Rehabilitation in MS (RIMS; onbetaald, tot en met juni 2019).

Diverse onderzoeksprojecten op het gebied van MS bij MS research en ZonMW. Door eigen wetenschappelijk onderzoek bijgedragen aan kennisvermeerdering.

 

De activiteiten van RIMS worden gesponsord door Biogen, Roche and Medday. Deze bedrijven produceren ziektemodulerende behandelingen voor MS. Biogen heeft ook symptomatische behandeling voor loopproblemen.

Geen actie nodig. Ziektemodulerende behandelingen vormen verder geen onderdeel van de richtlijn.

Meeteren (voorzitter)

Revalidatiearts, Rijndam, locatie Erasmus MC

Geen

Geen

Geen actie nodig

Eijssen (vanaf 11-2019)

Ergotherapeut, onderzoeker VU medisch centrum

Lid Ergotherapie Nederland (onbetaald)

 

 Commissielid Adviesraad Onderzoek en Wetenschap - Ergotherapie Nederland (onbetaald)

 

Lid Rehabilitation in Multiple sclerosis (RIMS) - European Network for best Practice and Research in MS (onbetaald)

 

Commissielid Wetenschappelijk raad van de RIMS - Special Interest Group Occupation (SIG-Occupation) (onbetaald)

 

Commissielid MS netwerk Groot Amsterdam (onbetaald)

In het verleden deelgenomen aan onderzoeksprojecten die gefinancierd werden door ZONmw (>3 jaar geleden) en MS research (afgerond 30-09-2019). Er zijn geen belangen voor de adviezen van de richtlijn.

Geen actie nodig

Harrison

Verpleegkundig Specialist Neurologie bij Tergooi ziekenhuizen locatie Blaricum

Werkgroeplid MS richtlijn behandeling (onkostenvergoeding).

 

MS registratie commissie / wetenschap commissie (onkostenvergoeding).

 

Bestuurslid Landelijke Vereniging MS verpleegkundigen (onkostenvergoeding).

Geen

Geen actie nodig

Helfrich

SIZA, Arnhem; diëtist: 20 uur per week

 

Tot 1 mei 2020: Diëtistenpraktijk Corine Helfrich, Maurik: eigen 1e lijnspraktijk: 20 uur per week

Bestuurslid MDL-netwerk NVD (onbetaald)

Geen

Geen actie nodig

Hoogakker (vanaf 01-03-2020)

Medisch maatschappelijk werker polikliniek Revalidatie, Amsterdam UMC, locatie De Boelelaan. 20 uur per week

 

Aandachtfunctionaris huiselijk geweld, Amsterdam UMC, locatie De Boelelaan, 16 uur per week

Voorzitter GZ maatschappelijk werk BPSW (onbetaald)

Geen

Geen actie nodig

Huijsmans

(vanaf -01-06-2020)

GZ-psycholoog OLVG en Reade

Lid CognetMS

Docent Rino (betaald): onderwijs aan zorgprofessionals vakgebied neuropsychologie

Geen

Geen actie nodig

Kemps

(tot 1-5-2020 werkgroeplid, daarna lid klankbordgroep)

Tot 01-05-2020

GZ-psycholoog, Rijndam Revalidatie, locatie Erasmus MC

 

Vanaf 01-05-2020

Psycholoog, Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie

Docent voor AXON leertrajecten

Werkzaamheden (betaald): onderwijs en voorlichting aan zorgprofessionals met betrekking tot de begeleiding van patiënten met niet-aangeboren hersenletsel

Geen

 Geen actie nodig

Kalkers

Neuroloog OLVG, 0,7 fte, neuroloog VUmc 0,1 fte

Secretaris bestuur Nederlandse Vereniging voor Neurologie 0,1 fte (sinds 1-6-2019).

 

Voorzitter bestuur landelijke MS registratie: 2 vergaderingen per jaar (vacatiegelden) (tot 1-11-2020).

Geen

 Geen actie nodig

Kingma

Geen

Geen

Geen

Geen actie nodig

Kruijver

Seksuoloog NVVS voor Basalt Revalidatie (28 uur p/w tot 01-10-2020)

 

Seksuoloog NVVS voor PsyQ Utrecht (28 uur p/w vanaf 01-10-2020)

 

Seksuoloog NVVS voor De Hoogstraat Revalidatie (4 uur p/w)

Nederlandse wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie: Coördinator NVVS werkgroep Richtlijnen (onbetaald)

 

Incidenteel gastdocent diverse opleidingen Amstel Academie en Antonius Academie (betaald per lesuur)

Geen

Geen actie nodig

Rietberg

Paramedisch manager (0,56) /Fysiotherapeut (0,33) /Onderzoeker (0,11)

Amsterdam UMC, locatie VUmc

Penningmeester EFOX: European Foundation for Health and Exercise, onbetaald.

Voorzitter MS Netwerk Groot Amsterdam, (onbetaald).

 

Voorzitter F-UMC (fysiotherapie universitair medische centra) (onbetaald).

 

Consilium KNGF (vacatievergoeding).

Geen

Geen actie nodig

Ruhaak

Logopedist (0,4 fte) en Logopediewetenschapper (0,4 fte) bij Nieuw Unicum tot september 2020

 

Onderzoeker in opleiding bij Amsterdam UMC, locatie VUMC (Niet in loondienst contract)

 

Voorzitter SIG Communication & Swallowing van Rehabilitation In Multiple Sclerosis

(RIMS) (onbetaald):

- organiseren van meetings 2 keer per jaar

- communicatie met bestuur

- communicatie met SIG leden

Werkt aan onderzoek wat qua onderwerp overeenkomt met enkele richtlijnmodules (bijv. dysartrie). Echter zijn er op dit moment nog geen publicaties verschenen over deze onderzoeken. Het onderzoek wordt gefinancierd door MS research en RIMS, waarbij RIMS geen invloed op het verloop of uitkomsten van de studie.

 

Heeft onlangs een narratieve review artikel ingediend over communicatie en slikken bij MS (niet gefinancierd).

Geen actie nodig

Schaafsma

Bedrijfsarts, senior onderzoeker Amsterdam UMC, 0,8 fte

 

Bijzonder hoogleraar, NVAB, 0,2 fte

Commissielid Raad van Toezicht bij Vitaalpunt (betaald).

 

Plaatsvervangend commissielid Commissie Klachtenafhandeling Aanstellingskeuringen bij SER (vacatiegelden).

 

Commissielid Commissie Richtlijnontwikkeling en wetenschap voor de NVAB (onbetaald).

 

Commissielid Burger- Zielhuispenning voor de NVAB (onbetaald).

Geen.

Betrokken bij diverse onderzoeksprojecten die gefinancierd worden door ZONmw, Instituut GAK of UWV. Er zijn geen belangen voor de adviezen van de richtlijn.

Geen actie nodig

Schoonen-Ouwehand

(werkgroeplid tot maart 2020)

Basalt Revalidatie, maatschappelijk werker

BPSW

voorzitter functiegroep gezondheidszorg maatschappelijk werk;

aansturen van leden binnen de functiegroep, vallende onder de beroepsvereniging in kader van afstemming en uitzetten beleid. Functiegroepleden uit verpleeghuizen, ziekenhuizen en revalidatie. Vrijwillig

Geen

Geen actie nodig

Standhardt-Keilman (werkgroeplid tot oktober 2019)

Ergotherapeut bij Stichting Nieuw-Unicum

Geen

Geen

Geen actie nodig

Van Gelder

Specialist oudergeneeskunde Vitalis woonzorggroep tot 1-1-2021, vanaf 1-3-2021 bij GGzE Eindhoven

Beoordelingen wilsbekwaamheid voor notarissen en rechtbank

Bestuurslid MS zorg Nederland

"Lid medische adviesraad restless legs stichting onbetaald

Maker filmdocumentaire euthanasie en psychiatrische ziekte, euthanasie en dementie onbetaald."

Geen

Geen actie nodig

Van Voskuilen

Revalidatiearts bij Klimmendaal Revalidatiespecialisten.

Geen

In 2012 gepromoveerd op Sacrale Neuromodulatie bij lagere urineweg symptomen

Geen actie nodig

Persoon

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Tot oktober 2018 Gastvrijheidsaanstelling afdeling Revalidatie Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, in verband met promotietraject. Project: Physical fitness to improve fitness and combat fatigue in patients with multiple myeloma or lymphoma treated with high dose chemotherapy.

 

April 2018-september 2018: Docent Team Technologie, Fontys Paramedische Hogeschool. Begeleiden van studenten bij afstudeerstages. Max 1 dag in de week, betaald.

Geen,

promotieonderzoek werd gefinancierd door KWF, financier had geen invloed op uitkomsten onderzoek of op huidige werkzaamheden.

Geen actie nodig

Peeters

(tot 11-2019)

Senior adviseur/teamleider Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Senior Atlantic Fellow for Equity in Brain Health, Global Brain Health Institute, Trinity College Dublin (onderzoeker; onbetaald).

 

Verzorgen van onderwijs voor de epidemiologische onderwerpen in het curriculum voor de eerstejaars fellows in het programma van de Global Brain Health Institute.

Functie bij het Global Brain Health Institute: Er zijn soms financiële voordelen in de vorm van vergoeding van registratie en reiskosten voor congresbezoek. De lopende onderzoeksprojecten hebben geen connectie met MS.

 

Geen actie nodig.

Maas (vanaf 11-2019)

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Onderzoeker in opleiding VU Medisch Centrum 1-4-2009 tot 1-9-2017, vanaf 1-10-2013 onbetaald;

Dienstverband National Cardiovascular Data Registry 1-1-2014 tot en met 31-8-2019;

Dienstverband Nederlandse Hart Registratie 1-9-2018 tot en met 31-7-2019

Geen, onderzoek inmiddels volledig afgerond, financiering van PhD onderzoek of de sponsors van het proefschrift hebben geen enkele invloed op de huidige werkzaamheden.

Geen actie nodig.

Wesselman

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie nodig.

Zwarts – van de Putte

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Afronding promotieonderzoek ‘Etiology of the VACTERL association: genetic and non-genetic risk factors’, Radboudumc (onbetaald).

Geen, promotieonderzoek werd gefinancierd uit een persoonlijke beurs ontvangen vanuit het Radboudumc.

Geen actie nodig.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van MS Vereniging Nederland, MS Research en het Nationaal MS Fonds voor de Invitational conference en de afvaardiging van de patiëntenvereniging MS Vereniging Nederland in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan MS Vereniging Nederland, MS Research, Nationaal MS Fonds en Patiëntenfederatie Nederland. De aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patienten met MS. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de VRA, IGJ, VIG, ZiNL, MS Research, Nationaal MS Fonds, Nieuw Unicum, NVLF, NVD, MS Zorg Nederland, MS Vereniging Nederland, NVU, NOG, KNGF, EN, NVAB en Archipel tijdens een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.

 

Hiernaast beoordeelde de werkgroep de aanbeveling(en) uit de eerdere richtlijnmodule (NVN, 2012) op noodzaak tot revisie.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN). Richtlijn Multiple sclerose. Utrecht, 2012.

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.