Kwaliteitsstandaard Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen

Initiatief: WPZisa Aantal modules: 4

Psychosociale zorg: inhoud

Uitgangsvraag

  1. Wat houdt psychosociale zorg in het somatische domein in?
  2. Hoe psychosociale problemen te herkennen en te bespreken?
  3. Hoe de psychosociale behoefte te signaleren?

Aanbeveling

Bespreek met de patiënt dat de somatische ziekte gevolgen kan hebben zowel op het lichamelijk vlak als op het mentale, emotionele, existentiële en sociale vlak en op maatschappelijk participeren en dagelijks functioneren.

 

Stel de patiënt gerust dat dit erbij kan horen en veel voorkomt.

 

Geef gericht en vooral gedoseerd informatie en ga na of de patiënt (en naaste) het begrijpt.

 

Gebruik naast het gesprek – indien nodig - een screeningsinstrument als ondersteuning om de psychosociale zorgbehoefte(n) van de patiënt te bepalen.

Onderbouwing

Emotionele ondersteuning en een empathische houding staan centraal bij het verlenen van psychosociale zorg (De Haes, 2017; Jaspers, 2010; Chambers, 2014). Psychosociale zorg is erop gericht mensen met een somatische ziekte én hun naasten te helpen zo goed mogelijk om te gaan met ziekte en behandeling en de gevolgen daarvan.

 

De module Definitie van psychosociale zorg in de somatische zorg staat stil bij wat er onder psychosociale zorg verstaan wordt en gaat in op hoe psychosociale zorg eruit kan zien/ziet.

 

1. Aandacht voor en bewustwording van psychosociale zorgbehoefte

Een grote groep patiënten en naasten doorloopt het aanpassingsproces bij een somatische ziekte zonder onoverkoombare problemen en heeft voldoende aan de steun van naasten en psychosociale zorg van zorgverleners. Daarnaast is er echter een substantiële groep die aanvullende psychosociale ondersteuning en/of psychologische zorg nodig heeft vanwege aanhoudende psychische klachten een aanpassingsproblemen. Schattingen over het aantal patiënten met (chronisch) somatische ziekten en aanhoudende psychische klachten of psychosociale problemen lopen per ziektebeeld sterk uiteen, maar in het algemeen kan worden gesteld dit ongeveer 1 of de 3 patiënten treft (Heijmans, 2003). Het is de verantwoordelijkheid van de hoofdbehandelaar (veelal de behandelend arts) en betrokken zorgverleners, om - samen met patiënt en naaste - in te schatten of zij in staat zijn zelf de juiste zorg te bieden of doorverwijzen naar gespecialiseerde zorgverleners (zie de ‘Betrokken zorgverleners’ bij de aanverwante producten). De hoofdbehandelaar is tevens eindverantwoordelijk.

 

Kernpunten

 

Psychosociale zorg is een onlosmakelijk onderdeel van somatische zorg en een verantwoordelijkheid van alle zorgverleners betrokken bij patiëntenzorg.

 

De behoefte aan en mate van psychosociale zorg verschilt per patiënt en kan gedurende de (chronische) somatische ziekte veranderen.

 

Verschillende behoeften en individuele afstemming

Behoeften en vragen verschillen per patiënt gedurende het ziekteproces. En deze kunnen anders van aard zijn en vragen om een andere aanpak. Het is, zeker bij psychosociale zorg, van belang oog te hebben voor de diversiteit van patiënten en naasten en hun specifieke wensen en behoeften.

 

Aanpassingsfasen

Van Erp en Donders (2004) veronderstellen drie globale aanpassingsfasen gedurende een ziekteproces: de herstelfase, de verwerkingsfase en uiteindelijk een acceptatiefase. Veelal is er sprake van een cyclisch proces, waarbij in meerdere fasen verwerking en aanpassing nodig is.

 

Bij het verlenen van (of doorverwijzen naar) psychosociale zorg is het van belang om veranderingen te signaleren en te bespreken met de patiënt. Problemen in het begin van het ziekteproces vragen om andere psychosociale zorg of aanpak dan problemen in latere (aanpassings)fases. Interventies gedurende de herstelfase zijn vaak vooral gericht op het omgaan met de ziekte (disease management) en in de verwerkings- en acceptatiefase op het omgaan met (definitieve of nieuwe/verergerende) beperkingen (disability management) (Weezel en De Jong, 2008; Van Son, 2016)

 

2. Herkennen & bespreken

Het begint bij het gesprek

Psychosociale zorg vergt aandacht voor de korte en lange termijn gevolgen van een somatische ziekte op het leven van de patiënt en zijn/haar naasten in brede zin.

 

Door de (gevolgen van) ziekte en behandeling kunnen patiënten en naasten last krijgen van heftige emoties en verschillende psychosociale klachten. Het is daarom van belang dat zorgverleners, tijdens het gehele zorgtraject van een patiënt, regelmatig en actief (door)vragen naar lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociale participatie en dagelijks functioneren (Huber, 2011) van zowel patiënt als naaste.

 

Kernpunten

 

Zorgverleners maken de gevolgen van een somatische ziekte op verschillende aspecten van het leven van de patiënt bespreekbaar.

 

Het tijdig signaleren en behandelen van psychosociale klachten of psychische stoornissen verhoogt de effectiviteit van medisch handelen en hierdoor neemt gezondheidsschade door ziekte en behandeling af.

 

Het is van belang dat de zorgverleners over de juiste deskundigheid beschikken voor het herkennen en bespreken van de gevolgen van een somatische ziekte op het leven van de patiënt (en diens naasten).

 

Het is noodzakelijk dat ‘directe’ zorgverleners zoals arts en verpleging, expliciet aandacht besteden aan problemen die zich kunnen voordoen als gevolg van een somatische ziekte en de behandeling ervan. Het behoort idealiter een vast onderdeel te zijn van het gesprek tussen zorgverlener en patiënt (en diens naaste). Bij het bespreken ervan is het belangrijk uit te leggen dat dit natuurlijke en veel voorkomende reacties zijn, waarvoor dan ook tijd in het gesprek met de zorgverlener wordt ingeruimd. Een luisterend oor en het verstrekken en/of meegeven van informatie dan wel het aangeven waar de patiënt terecht kan voor nadere informatie of begeleiding en zorg hoort hierbij.

 

Handvat: welke vragen kunt u als zorgverlener stellen aan de patiënt?

  • Hoe gaat het met u?
  • Wat doet deze klacht/ziekte met u?
  • Heeft uw klacht/ziekte invloed op uw dagelijkse leven? Hoe uit zich dat? Hoe merkt u dat?
  • Had u voor u ziek werd hier ook last van?
  • Wat heeft u nodig om hiermee om te gaan?
  • Wat is het effect van uw klachten op uw sociale leven?
  • Zijn er dingen in uw leven, relatie(s), werk veranderd?
  • Mensen die deze klacht/ziekte hebben, ondervinden soms/vaak problemen in hun dagelijkse leven. Herkent u dit?
  • Zo ja, er zijn diverse zorgverleners die u hierbij kunnen helpen en naar wie ik u kan verwijzen.

Kader 1: Welke vragen kunt u stellen voor het bespreekbaar maken van de mogelijke gevolgen van een somatische ziekte

 

Bij het bespreken van de korte en lange termijn gevolgen van een somatische ziekte op het leven van de patiënt en diens naaste(n) staan de volgende aandachtspunten centraal:

  • Emotionele ondersteuning en een empathische houding.
  • Geef naast informatie over de (mogelijke gevolgen van) ziekte en behandeling, ook informatie over de impact op psychosociaal functioneren als eventueel gevolg van ziekte en behandeling.
  • Benadruk dat psychosociale problemen natuurlijke en veel voorkomende reacties zijn.
  • Bied ruimte om psychosociale problemen en/of psychische stoornissen bespreekbaar te maken.
  • Maak duidelijk dat er (op verschillende momenten) verschillende vormen van ondersteuning en zorg beschikbaar zijn.
  • Geef voorlichting over ondersteuningsmogelijkheden.
  • Informeer over methodes voor zelfmanagement en gespecialiseerde psychosociale begeleiding en psychologische zorg (diagnostiek en behandeling)
  • Verwijs mensen naar een specifieke patiëntenorganisatie voor hun aandoening voor bijvoorbeeld (laagdrempelig) contact met lotgenoten of ervaringsdeskundigen en meer informatie vanuit patiëntenperspectief.
  • Bespreek met de patiënt de keuze(s) voor de ondersteuning en zorg, en eventueel welke behandelaar.
  • Begeleid en ondersteun de patiënt bij het nemen van beslissingen (samen beslissen/shared decision making).
  • Ga regelmatig (bijvoorbeeld bij vaste controles of op een half jaar na behandeling) na of er sprake is van psychosociale problematiek en/of psychische stoornissen behandeling) en verwijs indien nodig door (zie hiervoor eventuele richtlijnen van uw eigen wetenschappelijke/beroepsvereniging).

 

3. Signaleren van psychosociale zorgbehoefte

Signaleren van psychosociale zorgbehoefte

Het is de taak van zorgverleners om een eventuele (veranderende) zorgbehoefte als gevolg van psychosociale problemen vroegtijdig te signaleren. Het bespreken van de problematiek met de patiënt maakt een eventuele zorgvraag van de patiënt duidelijk. Zo wordt een beeld gevormd van de impact van de ziekte op het psychisch en sociaal functioneren van de patiënt (mogelijke depressie, angst, maar ook problemen ten aanzien van werk, financiën, dagelijks functioneren, sociale steun, seksualiteit). Tevens kan duidelijk worden of de psychosociale klachten zich uiten in een (toename) van lichamelijke klachten. Op basis van de resultaten van het gesprek wordt samen met de patiënt bepaald welke zorg nodig en gewenst is, op welke manier die zorg vormgegeven kan worden en welke expertise hiervoor nodig is (zie de ‘Betrokken zorgverleners’ bij de aanverwante producten).

 

Kernpunten

 

Vroegtijdige en systematische signalering van psychosociale zorgbehoefte met de patiënt is gedurende het hele zorgtraject van belang.

 

Voor het vaststellen van de behoefte aan of noodzaak van psychosociale zorg kan de zorgverlener, naast gesprekken, ter ondersteuning screeningsinstrumenten inzetten.

 

Bij een vermoeden van psychische stoornissen wordt psychodiagnostiek verricht.

 

Omdat zorg en ziekte evolueren is aandacht voor psychosociaal welbevinden tijdens het gehele zorgtraject van belang: per fase kunnen andere psychosociale en/of psychische problemen spelen. Zonder systematische signalering is de kans op onderdiagnostiek en onderbehandeling van psychosociale problematiek en psychische stoornissen groot (NCNN, Tuinman, 2008).

 

Signalering van een psychosociale zorgbehoefte richt zich op veel voorkomende adaptatieproblemen en het vroegtijdig opsporen van psychopathologie. Daarnaast moet er extra aandacht zijn voor mensen met kenmerken op een verhoogd risico op psychosociale klachten en mensen met een grotere zorgbehoefte (zie kader 1 in de module ‘Definitie van psychosociale zorg in de somatische zorg’). Zo kan de (psychosociale) zorg voor patiëntengroepen als minderjarigen, mensen met co- of multimorbiditeit, lage gezondheidsvaardigheden, een verstandelijke beperking, psychiatrische en/of psychogeriatrische patiënten een specifieke aanpak vergen. Maar ook bij de ‘gemiddelde’ patiënt is aandacht voor patiëntspecifieke kenmerken en voorkeuren van belang; gender en diversiteit spelen een belangrijke rol in de behandeling (Fauser, 2013).

 

Inzet van screeningsinstrumenten

Om de behoefte aan en/of noodzaak van psychosociale zorg bij de patiënt en/of naaste vast te stellen kunnen screeningsinstrumenten op terugkerende momenten tijdens de behandeling en bij controles worden ingezet. Deze instrumenten zijn ondersteunend aan de gesprekken tussen de zorgverlener en patiënt/naasten.

 

Er bestaan diverse screeningsinstrumenten om de ernst van de (psychosociale) gevolgen van een ziekte vast te kunnen stellen. Het voert te ver om ze allemaal in deze standaard te noemen. In ziektespecifieke richtlijnen, protocollen en standaarden worden verschillende instrumenten of patient reported outcome measures (PROM’s) voorgesteld of aanbevolen. Voorbeelden van algemene screeningsinstrumenten zijn: Lastmeter (Tuinman, 2008), RAND 36/SF36 (Van der Zee, 2012) en HADS (Cosco, 2012).

 

Psychodiagnostiek

Psychodiagnostiek wordt ingezet als er verdenkingen zijn op psychische stoornissen. Bij het vermoeden van psychische stoornissen verwijst de medisch specialist (of huisarts; deze kan dit ook zelf doen samen met POH-GGZ, NHG-Standaard Angst, Depressie en Overspanning (i.o)) de patiënt door naar een verpleegkundig-specialist GGZ, psychiatrisch verpleegkundige, gezondheidszorgpsycholoog (gz-psycholoog), klinisch psycholoog of klinisch neuropsycholoog of psychiater. Deze kunnen (neuro-)psychologisch onderzoek doen naar psychische stoornissen, ontwikkelingsstoornissen, persoonlijkheidsaspecten en/of cognitieve functies en –stoornissen en passende behandeling indiceren.

  1. Heijmans M. L. Peters, M. Rijken, P. Verhaak, Ziek zijn eist zijn tol. Medisch Contact, 2003
  2. Jaspers J., van Middendorp H. (2010) 1 Psychosociale zorg bij chronische ziekten. Bohn Stafleu van Loghum, Houten
  3. Van Erp en Donders (2004) Leven met verandering Verslag van de symposiumreeks Coping en verwerking bij chronische ziekte.
  4. Graaf R de, Have M ten, Dorsselaer S van. (2010). NEMESIS-2: De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos instituut.
  5. Tuinman MA, Gazendam-Donofrio SM, Hoekstra-Weebers JE. Screening and referral for psychosocial distress in oncologic practice: use of the Distress Thermometer. Cancer. 2008 15;113(4):870-8. PubMed PMID: 18618581.
  6. Gualthérie van Weezel, LM, Jong, CF de (2008). Ziekte. In: Savenije A, Lawick, M.J. van, Reijmers, E.T.M. (red). Handboek systeemtherapie. De Tijdstroom Utrecht, 2008, p 609-620.
  7. Haes H de, Weezel LG van. Psychologische patiëntenzorg in de oncologie. Handboek voor professionals. 3e ed. Assen: Koninklijke van Gorcum B.V; 2017.
  8. Chambers SK, Hutchison S, Clutton S, et al. Intervening to improve psychological outcomes after cancer: what is known and where next? Australian Psychologist. 2014 49(2), 96-103.
  9. Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) (2017). Richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg. Geraadpleegd van september 2017-augustus 2018, via http://www.oncoline.nl/detecteren-behoefte-psychosociale-zorg,
  10. Fauser BCJM, Lagro-Janssen ALM, Bos AME. Handboek vrouwspecifieke geneeskunde. 1st ed. Utrecht: Prelum uitgevers; 2013.
  11. M. A. C. Van Son, J. De Vries, J. A. Roukema, et al. The course of health status and (health-related) quality of life following fracture of the lower extremity: a 6-month follow-up study. Qual Life Res. 2016; 25: 1285–1294. Published online 2015 Nov 5. doi: 10.1007/s11136-015-1167-4
  12. Van Son MA, De Vries J, Roukema JA, et al. Health status and (health-related) quality of life during the recovery of distal radius fractures: a systematic review. Qual Life Res. 2013 Nov;22(9):2399-416. doi: 10.1007/s11136-013-0391-z. Epub 2013 Mar 22. Review.
  13. Tuinman M, Gazendam S, Donofrido J, et al. Screening and referral for psychoscoial disorders in oncologic practice. Cancer. 2008; 113 (4):870 – 8. http://lastmeter.nl/
  14. K. I. van der Zee en R.Sanderman. Rand-36. Een handleiding. 2e druk 2012 Research Institute SHARE UMCG / Rijksuniversiteit Groningen ISBN 90 72156 60 9
  15. Cosco TD, Doyle F, Ward M, et al. Latent structure of the Hospital Anxiety and Depression Scale: a 10-year systematic review. Journal of psychosomatic research. 2012;72(3):180-184.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 13-11-2019

Laatst geautoriseerd  : 13-11-2019

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze standaard is de schrijfgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2023 wordt bepaald of de modules van deze standaard nog actueel zijn. De geldigheid van de standaard komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De aan deze standaard deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de standaard delen de verantwoordelijkheid voor het actueel houden van de standaard.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Werkgroep psychosociale zorg bij een ingrijpende somatische aandoening
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk
  • Nederlandse Vereniging voor Gezondheidszorgpsychologie
  • Landelijke vereniging Medische Psychologie
  • Inloophuizen en Psycho-oncologische centra Samenwerking en Ondersteuning
  • Werkgroep psychosociale zorg bij een ingrijpende somatische aandoening

Algemene gegevens

Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • LVMP (regiehouder)

 

De ontwikkeling van de standaard werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Doel en doelgroep

Doel

  1. Het bewust maken van patiënten, naasten, zorgverleners en zorgaanbieders van de gevolgen van een somatische ziekte op psychosociaal functioneren, het belang van (tijdige en regelmatige) aandacht voor psychosociale aspecten en de verantwoordelijkheid van zorgverleners hierin.
  2. Het aanzetten van zorgverleners tot (tijdig) signaleren en bespreken van psychosociaal functioneren en psychische klachten, eventueel te screenen hierop en wanneer nodig door te verwijzen.
  3. Het ondersteunen van zorgverleners en zorgaanbieders voor het verlenen van en doorverwijzen naar psychosociale zorg.
  4. Het bevorderen van onderlinge samenwerking en afstemming tussen zorgverleners en zorgaanbieders binnen de psychosociale zorg.

 

Daarnaast kan naar deze standaard/modules verwezen worden in ziektespecifieke richtlijnen, zorgstandaarden en protocollen die (nog) geen module psychosociale zorg bevatten. Deze standaard kan tevens als basis dienen voor het ontwikkelen van een psychosociale zorgmodule die afgestemd is op de specifieke behoeften van de patiënt, die samenhangen met een specifieke ziekte.

 

Doelgroep

Deze standaard is geschreven voor alle zorgverleners en zorgaanbieders betrokken bij de zorg voor mensen met een somatische ziekte die een impact heeft op het psychisch en/of sociaal functioneren.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de standaard is in 2017 een multidisciplinaire schrijfgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van relevante disciplines die betrokken zijn bij de zorg voor, of te maken hebben met patiënten met een somatische ziekte met een impact op psychosociaal functioneren van die patiënten en hun naaste(n).

 

De schrijfgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

 

De schrijfgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze kwaliteitsstandaard.

 

Schrijfgroep:

  • Renske Kranenburg, beleidsmedewerker, Patiëntenfederatie Nederland (PFN)
  • Niek Golsteijn, verpleegkundig specialist (V&VN)
  • Rinske van Koningsveld, neuroloog (NVN)
  • Petra Kuijpers, cardioloog (NVVC)
  • Anette Pet, klinisch psycholoog en psychotherapeut (IPSO)
  • Rudolf Ponds, klinisch neuropsycholoog (NIP)
  • Joost van Tongeren, KNO-arts (NVKNO)
  • Jolanda Winters, sociaal werker (BPSW)
  • Rik Withaar, klinisch psycholoog-psychotherapeut (LVMP)

 

Meeleesgroep:

  • Hans Blaauwbroek - Huidpatiënten Nederland
  • Cécile van Dierendonck en Herman Kraaij - Stichting Hematon (namens de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties)
  • Jos van Erp - Harteraad
  • Masja van het Hoofd - Parkinson vereniging
  • Petra Kortenhoeven - Oogvereniging
  • Anne Speijer - VSOP: voor zeldzame en genetische aandoeningen
  • Fred Verbeek - Stichting Hoormij

 

Met ondersteuning van:

  • Loes Schouten, gezondheidswetenschapper en zelfstandig adviseur
  • Tessa Geltink, junior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Sanne Snoeijs, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dunja Dreesens, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle schrijfgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoek financiering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van schrijfgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Golsteijn

Verpleegkundig specialist
Ziekenhuis Rivierenland te Tiel

geen

geen

Ponds

Afdelingshoofd Medische Psychologie, MUMC en klinisch neuropsycholoog Adelante revalidatiecentrum

Bestuurslid Nederlandse vereniging voor Neuropsychologie, onbetaald

geen

Tongeren

KNO-arts

Isala te Zwolle

Werkgroeplid van Richtlijn Tinnitus
Werkgroeplid Medisch technisch Stichting Eardrop

geen

Winters

Maatschappelijk werker, beleidsadviseur & trainer professionalisering sociaal werk. Ontwerper maatwerktrainingen

- Bestuurslid SKJ (Stichting kwaliteitsregister Jeugd) vacatiegeld - Opdracht BPSW, ondersteunen gezondheidszorg Maatschappelijk Werk. Betaald

Vanuit de BPSW word ik regelmatig voor opdrachten ingehuurd.

Kranenburg

Beleidsmedewerker Patiëntenfederatie Nederland

nvt

geen

Pet

Hoofd Patiëntenzorg Helen Dowling Instituut en klinisch psycholoog/psychotherapeut (fulltime)

Jaargroepopleider BIG-opleiding GZ-psycholoog bij RInogroep Utrecht (aanname gesprek, en halfjaarlijks schriftelijk evalueren en aan het begin, na een jaar en aan het eind, mondeling evalueren met praktijkopleider en opleiding) Betaalde functie.

Het Helen Dowling Instituut biedt psychologische zorg bij kanker als ggz-instelling. Het instituut heeft belang bij een helderheid omtrent de regelgeving. Als ggz-instelling is er op dit moment een duidelijke regelgeving mbt wat onder de verzekerde ggz valt.

Withaar

Klinisch psycholoog Isala
RV vz Medische Psychologie Isala te Zwolle

voorzitter CONEG bureau Isala (PeerSupport) betaald
Lid Raad van Toezicht Braindynamics BV te Hengelo (onkostenvergoeding)
Onderzoeker Penquin Study in Antartica Trial NTR: 1586 (onbetaald)
Beroepsbelangencommissie LVMP (onbetaald)
Financiële commissie LVMP (onbetaald)
Peer Support training (freelance) betaald)

In dienst van Isala, algemeen ziekenhuis te Zwolle. Isala heeft belang bij een goede afbakening psychologische zorg van ziekenhuispatiënten. Lidmaatschap LVMP (idem) collegae LVMP zijn gebaat bij duidelijkheid psychosociale zorg chronisch zieken.

Koningsveld, van

Neuroloog

 

Geen

Kuijpers

Cardioloog

MUMC+ te Maastricht

Eigenaar Hart voor de Zaak, advies en consultatie op het gebied van psychocardiologie sluimerend actief.
Ik ben lid van de werkgroep Cardiovasculaire preventie en Hartrevalidatie van de NVVC, onbezoldigd.

Nee, Zoals boven vermeld, bestaat mijn eigen zaak bij de KvK maar is zeer sluimerend. Het idee was ooit om kennis over dit onderwerp te verspreiden en consultaties of lezingen uit te voeren. Mocht dit in de toekomst toenemen, dan zal het te schrijven advies niet beïnvloed zijn hierdoor. De missie is al jarenlang mensen en collega's van het belang van psychosociale aspecten bij ziekte (cardiologie) te doordringen. Ik ben naar voren geschoven door de NVVC omdat ik al sinds jaar en dag met dit onderwerp bezig ben, en ik de expertise heb. Ik heb er geen persoonlijk belang bij. Mijn belang is dat men leert hoe belangrijk dit onderwerp is.

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief ten eerste door deelname in de schrijfgroep door de Patiëntenfederatie Nederland, ten tweede door het geven van input en meelezen van teksten door de meeleesgroep (zie samenstelling van de meeleesgroep), gebruikmaking van wetenschappelijke literatuur en tot slot door een enquête die is uitgezet bij het patiëntenpanel van de Patiëntenfederatie Nederland.

De conceptstandaard is tevens voor commentaar voorgelegd aan de relevante patiëntenverenigingen.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de standaardontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de standaard(modules) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de standaard in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

AGREE

Deze standaard is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010) dat internationaal een breed geaccepteerd instrument is.

 

Knelpuntenanalyse

Voorafgaand aan de ontwikkeling van de standaard heeft een werkgroep onder voorzitterschap van het ministerie van VWS en later Zorginstituut Nederland de knelpunten op het vlak van psychosociale zorg in kaart gebracht (VWS, 2015). De volgende partijen hebben deelgenomen aan deze werkgroep: Patiëntenfederatie Nederland (PFN), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra (NFU), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Verplegenden en Verzorgenden Nederland (V&VN), Federatie van Medisch Specialisten (FMS, onder wie NVKNO, NVVC en NVN), Instellingen Psychosociale Oncologie (IPSO) en Psycho-Oncologische Centra (Concentris), Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK), Nederlands Huisartsengenootschap (NHG), Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), Nederlandse Vereniging Psychosociale Oncologie (NVPO), Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), GGZ Nederland, Zorginstituut Nederland (ZIN), Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Integrale Kankercentra Nederland (IKNL). Het rapport van de werkgroep is opgenomen als aanverwant product.

 

Bij de start van het project heeft een werkconferentie plaatsgevonden. Tijdens deze conferentie zijn het raamwerk en thema’s voor de standaard bepaald. Aan deze conferentie hebben de volgende partijen deelgenomen: Patiëntenfederatie Nederland, V&VN, LVMP, NIP, IKNL, IGJ, FENAC, NVKNO en Zorginstituut Nederland. Het verslag is opgenomen als aanverwant product.

 

Daarnaast leverde een enquête die door de Patiëntenfederatie Nederland is uitgezet binnen haar patiëntenpanel ook knelpunten op.

 

Tot slot zijn er Interviews gehouden om een beeld te krijgen van de praktijk, organisatie van zorg en ervaringen op het vlak van psychosociale zorg bij somatische ziekte. Hiervoor is gesproken met:

  • patiënten (4);
  • psychologen (2 individuele interviews en een groepsinterview (3));
  • verpleegkundigen (5; groepsinterview);
  • sociaal werker Zorg (voorheen maatschappelijk werker) (1);
  • medisch specialisten: kno-artsen, cardioloog en neuroloog (4).

 

Uitgangsvragen

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de schrijfgroep en de adviseurs concept-uitgangsvragen opgesteld.

 

Samenvatten van de literatuur

Er is geen systematische literatuursearch en -analyse gedaan voor dit onderwerp. De aanbevelingen zijn gebaseerd op bij de schrijfgroep bekende richtlijnen, leidraden, zorgstandaarden, rapporten en wetenschappelijke artikelen en binnen de beroepsgroep gangbare afspraken, aangevuld met de expert-opinion van de schrijfgroepleden. Verder is gebruik gemaakt van interviews. Op basis van deze literatuur en expert opinion is de werkgroep tot een aanbeveling gekomen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast wetenschappelijke literatuur, bestaande richtlijnen, rapporten ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op de wetenschappelijke literatuur, rapporten en bestaande richtlijnen en de overwegingen.

 

Randvoorwaarden (organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de standaard is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

 

Kennislacunes

Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, staat in de Kennislacunes (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de schrijfgroep en tijdens een werkconferentie (12 april 2018). De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Lijst met gebruikte afkortingen

AGREE

Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation

FENAC

Federatie Nederlandse Audiologische Centra

FMS

Federatie van Medisch Specialisten

IGJ

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

IKNL

Integrale Kankercentra Nederland

IPSO

Instellingen Psychosociale Oncologie (IPSO) en Psycho-Oncologische Centra (Concentris)

KNMG

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst 

LHV

Landelijke Huisartsenvereniging

LVMP

Landelijke Vereniging voor Medische Psychologie

NFU

Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra

NHG

Nederlands Huisartsengenootschap

NIP

Nederlands Instituut voor Psychologen

NKF

Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties

NVKNO

Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied

NVN

Nederlandse Vereniging voor Neurologie

NVPO

Nederlandse Vereniging Psychosociale Oncologie

NVVC

Nederlandse Vereniging voor Cardiologie

NVZ

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

NZa

Nederlandse Zorgautoriteit

PFN

Patiëntenfederatie Nederland

PSZ

Psychosociale zorg

V&VN

Verplegenden en Verzorgenden Nederland

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WHO

World Health Organization

ZIN

Zorginstituut Nederland

ZN

Zorgverzekeraars Nederland

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. PubMed PMID: 20603348.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Myers V, Gerber Y, Benyamini Y, et al. Post-myocardial infarction depression: increased hospital admissions and reduced adoption of secondary prevention measures--a longitudinal study. J Psychosom Res. 2012; 72(1): 5-10.

Andlin-Sobocki P, Wittchen HU. Cost of anxiety disorders in Europe. Eur J Neurol. 2005; 12 Suppl 1: 39-44.

Hochlehnert A, Niehoff D, Wild B, et al. Psychiatric comorbidity in cardiovascular inpatients: costs, net gain, and length of hospitalization. J Psychosom Res. 2011; 70(2): 135-9.

Coley KC, Saul MI, Seybert AL. Economic burden of not recognizing panic disorder in the emergency department. J Emerg Med. 2009; 36(1): 3-7. Multidisciplinaire Richtlijn Hartrevalidatie, NVVC, Utrecht, 2011.

Borrell-Carrió F, Suchman AL, Epstein RM. The biopsychosocial model 25 years later: principles, practice, and scientific inquiry. Ann Fam Med. 2004;2(6):576-82. PubMed PMID: 15576544.

Huber M, van Vliet M, Giezenberg M, et al. Towards a 'patient-centred' operationalisation of the new dynamic concept of health: a mixed methods study. BMJ Open. 2016 12;6(1):e010091. PubMed PMID: 26758267.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Rapport Psychosociale zorg voor patiënten met ingrijpende somatische aandoeningen, Den Haag, 2015.

Nicholls W, Patterson P, McDonald FE, et al. Unmet needs in young adults with a parent with a chronic condition: a mixed-method investigation and measure development study. Scand J Caring Sci. 2017;31(1):191-200. PubMed PMID: 27163582.

Visser E, Gosens T, Den Oudsten B, et al. Physical Trauma Patients with Symptoms of an Acute and Posttraumatic Stress Disorder: Protocol for an Observational Prospective Cohort Study. JMIR Res Protoc. 2018 29;7(3):e88.

Rademakers J. De actieve patiënt als utopie. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder Hoogleraar Gezondheidsvaardigheden en patiëntparticipatie aan de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences van Maastricht University, vrijdag 13 mei 2016.

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) (2017). Richtlijn Detecteren behoefte psychosociale zorg. Geraadpleegd tussen september 2017-augustus 2018, via http://www.oncoline.nl/detecteren-behoefte-psychosociale-zorg

Vragenlijst patiëntenpanel, Patiëntenfederatie Nederland, Utrecht, 2017

Raad voor volksgezondheid en samenleving (RVS). Zonder context geen bewijs. Over de illusie van evidence-based practice in de zorg. Den Haag, 2017.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Psychosociale zorg bij ingrijpende somatische aandoeningen, Den Haag, 2015.

Constitution of the World Health Organization. In: World Health Organization: Basic documents. 45th ed. Geneva: World Health Organization; 2005.

Skarstein J, Aass N, Fossa S, et al. Anxiety and depression in cancer patients: relation between the Hospital Anxiety and Depression Scale and the European Organization for Research and Treatment of Cancer Core Quality of Life Questionnaire. J Psychosom Res. 2000;49:27-34.

Kennard B, Stewart S, Olvera R, et al. Non-adherence in adolescent oncology patients: preliminary data on psychological risk factors and relationships to outcome. J Clin Psychol Med Settings. 2004;11:30-9.

Von Essen L, Larsson G, Oberg K, et al. 'Satisfaction with care': associations with health-related quality of life and psychosocial function among Swedish patients with endocrine gastrointestinal tumours. Eur J Cancer Care (Engl). 2002;11(2):91-9.

Pratt LA, Druss BG, Manderscheid RW, et al. Excess mortality due to depression and anxiety in the United States: results from a nationally representative survey. Gen Hosp Psychiatry. 2016 Mar-Apr;39:39-45. doi:10.1016/j.genhosppsych.2015.12.003. Epub 2015 Dec 18. PubMed PMID: 26791259; PubMed Central PMCID: PMC5113020.

Katon WJ. Epidemiology and treatment of depression in patients with chronic medical illness. Dialogues Clin Neurosci. 2011;13(1):7-23. Review. PubMed PMID: 21485743; PubMed Central PMCID: PMC3181964.

Roddis JK, Holloway I, Bond C, et al. Living with a long-term condition: Understanding well-being for individuals with thrombophilia or asthma. Int J Qual Stud Health Well-being. 2016 Aug 16;11:31530. doi: 10.3402/qhw.v11.31530. eCollection 2016. PubMed PMID: 27534945; PubMed Central PMCID: PMC4989274.

Van der Stege H, Visser AP, Vahedi Nikbakht-van de Sande CVM, Den Hollander RMC, Van den Brom A (IPSO). Over naasten en onderzoek over kinderen. Rotterdam, 2014.

Richards SH, Anderson L, Jenkinson CE, et al. Psychological interventions for coronary heart disease: Cochrane systematic review and meta-analysis. Eur J Prev Cardiol. 2018 Feb;25(3):247-259. doi:10.1177/2047487317739978. Epub 2017 Dec 7.

Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL). Ontwikkelingen in de zorg voor chronisch zieken. Utrecht, 2012

Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL). Zorg- en leefsituatie van mensen met kanker 2013. Utrecht, 2013

Volgende:
Psychosociale zorg: organisatie