Herstel na kanker

Initiatief: IKNL Aantal modules: 26

Herstel na kanker - Gevolgen en aanpak 1e jaar - Dé aanpak van vroege gevolgen

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Dé aanpak van vroege gevolgen' in de bijlagen. 

Onderbouwing

Systematische signalering, begeleiding en behandeling: dé aanpak van vroege gevolgen
In de huidige systematiek van nacontrole is beperkt ruimte voor systematische signalering van gevolgen van ziekte en behandeling.
Niveau 4: D Gezondheidsraad 2007 (16)

Weinig artsen vragen systematisch naar algemene klachten en patiënten komen er vaak niet uit eigen beweging mee.
Niveau 3: B McCool 1999 (1)

Een aanzienlijk deel (25-50%) van alle patiënten met kanker ervaart tijdens de controlefase of nadat het hele behandeltraject is afgesloten, zoveel problemen dat verwijzing naar een gespecialiseerde psychosociale zorgverlener nodig is.
Niveau 2: A2 Carlson 2003 (2)

Ongeveer 10% van alle patiënten met kanker maakt gebruik van psychosociale ondersteuning. Dit lijkt in de eerste plaats te komen doordat deze problemen vaak door artsen en verpleegkundigen niet opgemerkt worden.
Niveau 1: A1 Detmar 2002 (3)

Patiënten geven aan dat professionals meer zouden moeten informeren naar het welbevinden van de patiënt met daarbij specifiek aandacht voor psychosociale aspecten.
Niveau 4: D Interactieve bijeenkomst patientenperspectief 2008

Het is aannemelijk dat een multidimensioneel revalidatieprogramma gunstige effecten heeft op de kwaliteit van leven en inspanningscapaciteit bij kankerpatiënten
Niveau 2: A2 Van Weert 2005 (4)

Er zijn aanwijzingen dat een 12-weeks revalidatieprogramma de kwaliteit van leven en de fysieke fitheid verbetert bij kankerpatiënten. Toevoeging van een psycho-educatief programma maakt het effect niet sterker.
Niveau 3: B Korstjens 2006 (5), B May 2008 (6), B May 2008 (7)

Inspanningsinterventies hebben een gunstig effect op fitheid en pijnklachten, maar niet op depressie en algemene kwaliteit van leven.
Niveau 2: A2 Schmitz 2005 (8)

Fysieke training is effectief tegen vermoeidheid bij kanker.
Niveau 1: A1 Knols 2005 (9), A1 Cramp 2008 (10)

Cognitieve gedragstherapie is effectief gebleken bij chronische vermoeidheidsklachten.
Niveau 3: B Gielissen 2006 (11), Gielissen 2007 (12)

Cognitieve gedragstherapie heeft een gunstig effect op depressiviteit en kwaliteit van leven van kankerpatiënten.
Niveau 2: A2 Osborn 2006 (13)

Het krijgen van advies van één arts over terugkeer naar het werk heeft een positief effect op de werkhervatting.
Niveau 3: B Pryce 2007 (14)

Een goede begeleiding van de bedrijfsarts, waaronder continuïteit van de zorg en het tijdig inzetten van interventies voor klachten en werkgerelateerde problemen, leidt tot een snellere terugkeer naar het werk.
Niveau 3: B Verbeek 2003 (15)
Systematische signalering, begeleiding en behandeling: dé aanpak van vroege gevolgen
Zowel de Gezondheidsraad als de zorgverleners in de oncologie geven aan dat in de huidige systematiek van nacontrole beperkt ruimte is voor systematische signalering van gevolgen van ziekte en behandeling. Weinig artsen vragen systematisch naar algemene klachten en patiënten komen er vaak niet uit eigen beweging mee [McCool 1999] (1). Een aanzienlijk deel (25-50%) van alle patiënten met kanker ervaart tijdens de controlefase of nadat het hele behandeltraject is afgesloten, zoveel problemen dat verwijzing naar een gespecialiseerde psychosociale zorgverlener nodig is [Carlson 2003] (2). Uit een studie van Detmar et al. [2002] (3) blijkt echter dat slechts zo'n 10% van alle kankerpatiënten gebruik maakt van deze professionele ondersteuning. Dat lijkt in de eerste plaats te komen doordat deze problemen vaak door artsen en verpleegkundigen niet opgemerkt worden.
Ook tijdens de interactieve bijeenkomst gehouden met (ex-)kankerpatiënten over het thema nazorg gaven patiënten aan dat professionals meer zouden moeten informeren naar het welbevinden van de patiënt met daarbij specifiek aandacht voor psychosociale aspecten (bijlage 13a).

Nazorg begint met het systematisch signaleren van klachten; zonder signalering kan er geen indicatiestelling en behandeling van klachten plaatsvinden. Een basisset van klachtensignalering dient bij elke patiënt standaard toegepast te worden. Er is een richtlijn voor klachtensignalering beschikbaar waarin een signaleringsinstrument wordt aanbevolen (Richtlijn Detecteren van behoefte aan psychosociale zorg, NVPO 2009). Aanvullend kunnen signalerings- en diagnostische instrumenten worden ingezet voor specifieke klachten (bijvoorbeeld voedingsproblemen, depressie, verminderde belastbaarheid). Voor geestelijk/spiritueel welzijn wordt verwezen naar de conceptrichtlijn ‘Spirituele zorg' (VIKC 2008).

Signalering van de gevolgen van kanker is zinvol omdat met nazorg de ziektelast kan worden beperkt. Patiënten worden daarbij geïnformeerd over mogelijkheden en beperkingen van bestaande behandelingen van die gevolgen, via zelfmanagement en professionele zorg, en kunnen op indicatie worden doorverwezen. Naast de standaardbegeleiding, dat wil zeggen voorlichting, steun en advies in de contacten tussen zorgverleners en patiënt, zijn verschillende specifieke behandelingen voor lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van kanker effectief. Denk aan oedeemtherapie, pijnbehandeling, revalidatie, psychologische interventies, cognitief gedragsmatige interventies, psychiatrische behandelingen, voedingsinterventies en arbeids-reïntegratietrajecten.

Voor een deel hiervan is de effectiviteit aangetoond. De effecten zijn onder andere beschreven voor oncologische revalidatie [College voor zorgverzekeringen 2009, Van Weert 2005 (4), Korstjens 2006 (5), May 2008 (6), May 2008 (7), Schmitz 2005 (8), Knols 2005 (9), Cramp 2008 (10)], cognitieve gedragstherapie bij langdurige kankergerelateerde vermoeidheid [Gielissen 2006 (11), Gielissen 2007 (12), Osborn 2006 (13)] en arbeidsreïntegratie interventies [Pryce 2007 (14), Verbeek 2003 (15)].
Volg hierbij de richtlijn Oncologische revalidatie (IKNL, in ontwikkeling 2010) en de blauwdruk Kanker en Werk (NVAB, in ontwikkeling 2009). Angst- en stemmingsstoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in Nederland. Deze aandoeningen brengen een grote ziektelast en hoge kosten met zich mee. Volg voor het behandelen van angst en depressie de multidisciplinaire richtlijn angststoornissen en de multidisciplinaire richtlijn depressie (GGZ, 2007, herziening in ontwikkeling 2009).
  1. 1 - McCool J, Morris J. Focus of doctor-patient communication in follow-up consultations for patients treated surgically for colorectal cancer. J Manag Med. 1999; 13 (2-3): 169-77.
  2. 2 - Carlson LE, Bultz BD. Cancer distress screening. Needs, models, and methods. J Psychosom Research. 2003; 55(5): 403-9.
  3. 3 - Detmar S, Muller M, Schornagel J, Wever L, Aaronson N. Health-related quality of life assessments and patient-physician communicaton; a randomised clinical trial. JAMA. 2002; 288(23): 3027-34.
  4. 4 - Van Weert E, Hoekstra-Weebers J, Grol B, Otter R, Arendzen HJ, Postema K, Sanderman R, van der Schans C. A multidimensional cancer rehabilitation program for cancer survivors: effectiveness on health-related quality of life. J Psychosom Res. 2005; 58(6): 485-96.
  5. 5 - Korstjens I, Mesters I, van der Peet E, Gijsen B, van den Borne B. Quality of life of cancer survivors after pshysical and psychosocial rehabilitation. Eur J Cancer Prev. 2006; 15(6): 541-7.
  6. 6 - May AM, Korstjens I, van Weert E, van den Borne B, Hoekstra-Weebers JE, van der Schans CP, Mesters I., Passchier J, Ros WD. Long-term effects on cancer survivors' quality of life of physical training versus physical training combined with cognitive-behavioral therapy: results from a randomized trial. Sup Care Cancer DOI: 10.1007/s00520-008-0519-9. 2008.
  7. 7 - May AM, van Weert E, Korstjens I, Hoekstra-Weebers JE, van der Schans CP, Zonderland ML, Mesters I, van den Borne B, Ros WD. Improved physical fitness of cancer survivors: a randomised controlled trial comparing physical training with physical and cognitive-behavioural training. Acta Oncol. 2008; 47:825-34.
  8. 8 - Schmitz KH, Holtzman J, Courneya KS, Masse LC, Duval S, Kane R. Controlled physical activity trials in cancer survivors: a systematic review and meta-analysis. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2005; 14(7):1588-95.
  9. 9 - Knols R, Aaronson NK, Sanderman R, van der Schans C, Uebelhart D, Fransen J, Aufdemkampe G. Physical exercise in cancer patients during and after medical treatment: a systematic review of randomized and controlled clinical trials. J Cin Oncol. 2005; 23(16): 3830-42.
  10. 10 - Cramp F, Daniel J. Exercise for the management of cancer-related fatigue in adults. Cochrane Database Syst Rev. 2008; 2: CD006145.
  11. 11 - Gielissen MF, Verhagen S, Witjes F, Bleijenberg G. Effects of cognitive behavior therapy in severely fatigued disease-free cancer patients compared with patients waiting for cognitive behavior therapy: a randomized controlled trial. J Clin Oncol. 2006; 24(30): 4882-7.
  12. 12 - Gielissen MF, Verhagen CA, Bleijenberg G. Cognitive behaviour therapy for fatigued cancer survivors: long-term follow-up. Br J Cancer. 2007; 97(5): 612-8.
  13. 13 - Osborn RL, Demoncada AC, Feuerstein M. Psychosocial interventions for depression, anxiety, and quality of life in cancer survivors: meta-analyses. Int J Psychiatry Med. 2006; 36(1):13.
  14. 14 - Pryce J, Munir F, Haslam C. Cancer survivorship and work: symptoms, supervisor response, co-worker disclosure and work adjustment. J Occup Rehabil. 2007;17: 83-92.
  15. 15 - Verbeek J, Spelten E, Kammeijer M, Sprangers M. Return to work of cancer survivors: a prospective cohort study into the quality of rehabilitation by occupational physicians. Occup Environ Med. 2003; 60: 352-7.
  16. 16 - Gezondheidsraad. Nacontrole in de oncologie. Doelen onderscheiden, inhoud onderbouwen. Den Haag: Gezondheidsraad 2007; publicatienr. 2007/10.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 17-02-2011

Laatst geautoriseerd  : 17-02-2011

Geplande herbeoordeling  :

De geldigheidsduur van deze richtlijn is vastgesteld op 5 jaar. De geldigheidstermijn voor de richtlijn wordt vanuit het IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan herziening eerder dan beoogd nodig zijn. Zonodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Algemene gegevens

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en
met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan
de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. Het IKNL is
financieel verantwoordelijk en draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van
de richtlijn.                                                                                                                               

Doel en doelgroep

Doel

De landelijke richtlijnwerkgroepen kunnen de aanbevelingen in deze richtlijn gebruiken voor verdere uitwerking in tumorspecifieke richtlijnen. Individuele zorgverleners kunnen deze richtlijn gebruiken bij het opstellen van een nazorgprotocol en zorgpad in het eigen ziekenhuis. Tevens kan deze richtlijn landelijk gebruikt worden bij het opzetten van een zorgstandaard voor het deel van de herstelfase.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle professionals, die betrokken zijn bij de herstelfase van kankerpatiënten.

Samenstelling werkgroep

Integraal Kankercentrum Nederland

  • Mw. drs. A.G. Koppejan-Rensenbrink, programmaleider Herstel na kanker, voorzitter richtlijn
  • Mw. dr. Y.E.M. Snel, procesbegeleider projectgroep en stuurgroep
  • Mw. drs. B.C.M. Gijsen, programmacoördinator Herstel na kanker, procesbegeleider werkgroep nazorgplan
  • Mw. C.H.W.G. Leenen, secretariaat

Leden projectgroep

  • Mw. dr. G.H. de Bock, epidemioloog UMC Groningen, Groningen, commissie rapport van de Gezondheidsraad
  • Mw. drs. A. Bögels, directeur Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties, Utrecht
  • Dr. J.J.E. van Everdingen (secretaris medisch wetenschappelijke raad tot juli 2008), mw. drs. H.W.J. Deurenberg (senior adviseur), dr. P.N. Post (senior adviseur), Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht
  • Prof.dr. J.A. Roukema, chirurg, hoogleraar Kwaliteit van leven, St. Elisabeth Ziekenhuis/Universiteit van TIlburg, Tilburg
  • Mw. prof.dr. C.A. Uyl, Institute for Medical Technology Assessment, IMTA

Leden stuurgroep

  • Mw. drs. A.M.S. van Aarnhem, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Mw. N. Baselmans, werkgroepcoördinator / agendalid in de stuurgroep NPK werkgroep Kankerzorg
  • Mw. drs. J.H.M. Bekker, radiotherapeut-oncolooog RISO, Deventer Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
  • Drs. J. Geurts huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Mw. prof.dr. J.C.J.M. de Haes, hoogleraar medische psychologie AMC, NPK werkgroep Psychosociale zorg (plaatsvervanger: mw. dr. M. van der Linden, klinisch psycholoog, voorzitter NVPO, NPK werkgroep Psychosociale zorg)
  • Dr.ir. J.J.M. van der Hoeven, internist-oncoloog Medisch Centrum Alkmaar (Nederlandse Vereniging van Medische Oncologie (NVMO)
  • Prof.dr. J. Roukema, chirurg, hoogleraar kwaliteit van leven, St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg/Universiteit van Tilburg, Nederlandse Vereniging van Chirurgische Oncologie (NVCO)
  • Mw. K. Schram, bestuurslid oncologie Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland Oncologie (V&VN)

Werkgroep Nazorgplan

  • Dr. J.P. van den Berg, revalidatiearts Meander Medisch Centrum, afdeling Revalidatiegeneeskunde, Amersfoort
  • Mw. A. Does, nurse practitioner mamma Diaconessenhuis Leiden, Leiden
  • Dr. L. Gualthérie Van Weezel, psychiater Antoni Van Leeuwenhoekhuis/NKI, Amsterdam
  • Mw. drs. J. Hellendoorn-van Vreeswijk, projectmedewerker revalidatie en nazorg Integraal Kankercentrum Amsterdam, Amsterdam
  • Mw. M. Remie, psycholoog, coördinator NVPO, coördinator NPK werkgroep psychosociale zorg, De Vruchtenburg Centrum voor ondersteuning van mensen met kanker, Rotterdam
  • Dr. E. van Rijswijk, huisarts, afd. huisartsengeneeskunde UMC St. Radboud, Nijmegen
  • Dr. J.H. Schagen van Leeuwen, gynaecoloog St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
  • Mw. I. Snijders MA, nurse practitioner mamma Atrium Medisch Centrum, Heerlen
  • Prof.dr. H.B. van de Wiel, hoogleraar psychologie, adviseur oncologie UMC Groningen

Afvaardiging van de Landelijke Richtlijnwerkgroep Blaascarcinoom

  • Prof.dr. J.A. Witjes, hoogleraar urologie, UMC St. Radboud, Nijmegen, voorzitter
  • Dr. J.J. Fütterer, radioloog, Ziekenhuis Atrium, Heerlen
  • Dr. M.C.C.M. Hulshof, radiotherapeut-oncoloog, AMC, Amsterdam
  • Mw. J.C.M. Smits-van de Camp MA, nurse practitioner uro-oncologie, UMC St. Radboud, Nijmegen
  • Prof.dr. J.L.H.R. Bosch, hoogleraar urologie, UMC Utrecht, Utrecht
  • Dr. W.J. Kirkels, uroloog, Erasmus MC, Rotterdam
  • Dr. A.P. Visser, psycholoog, De Vruchtenburg, Rotterdam
  • Dr. P.C. Weijerman, uroloog Alysis Zorggroep, Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem

Belangenverklaringen

Geen van de leden had persoonlijke financiële belangen bij de aanbevelingen die in deze richtlijn zijn geformuleerd.

Inbreng patiëntenperspectief

Op 29 mei 2008 organiseerde de VIKC (het huidige IKNL) een interactieve bijeenkomst waarin professionals en (ex-)patiënten dilemma's die zij ervaren op het gebied van nacontrole en nazorg met elkaar konden bespreken. Ruim veertig deelnemers discussieerden met behulp van de ‘Open Space methode' over de vraag hoe zij de ideale nazorg en nacontrole voor kankerpatiënten ervaren en zien. Open Space® is een methode voor effectief werken met grote groepen aan complexe thema's in een kort tijdsbestek. Bij deze methode bepalen de deelnemers met hun kennis en expertise de agenda en gespreksonderwerpen. De deelnemers hebben op die manier optimaal invloed op het eindresultaat. Op basis van de agenda kunnen de deelnemers aan verschillende discussies in wisselende samenstelling participeren. Per discussiegroep wordt een kort verslag gemaakt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Het Integraal Kankercentrum Nederland heeft voor de ontwikkeling van de Richtlijn Herstel na kanker een projectstructuur ingericht met daarin vertegenwoordigd de wetenschappelijke- en de beroepsverenigingen en betrokken organisaties. De projectorganisatie bestond uit een stuurgroep, projectgroep, werkgroep nazorgplan en een afvaardiging van de Landelijke Richtlijnwerkgroep Blaascarcinoom.

Werkwijze richtlijnontwikkeling:

  1. De werkgroepen hebben via verschillende methodieken gewerkt aan de richtlijn. Via interactieve werkvormen zijn verschillende producten ontwikkeld en vervolgens geïntegreerd. De projectgroep heeft regelmatig vergaderd. De werkgroep nazorgplan heeft op interactieve wijze gewerkt aan een generiek nazorgplan. De stuurgroep heeft een startbijeenkomst gehad en drie interactieve werkbijeenkomsten. Een afvaardiging van de Landelijke Richtlijnwerkgroep Blaascarcinoom heeft één interactieve werkbijeenkomst gehad.
  2. De projectgroepleden hebben input geleverd aan het CBO voor het uitvoeren van systematische zoekacties naar relevante literatuur met betrekking tot de uitgangsvragen. De literatuur is geselecteerd door het CBO en de werkgroepleden. De geselecteerde literatuur is samengevat en voorzien van niveau van bewijs door het CBO. De projectgroep heeft vervolgens de conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Voor de hoofdstukken 'de meeste nazorg is zelfzorg', 'evaluatie medisch handelen', 'effecten op de kosten' en 'veranderen vraagt inzet en middelen' hebben de projectgroepleden zelf literatuur gezocht en teksten opgesteld.
  3. Voor de ontwikkeling van deze richtlijn was het van cruciaal belang om te weten hoe patiënten de ideale nazorg en nacontrole zien. Een literatuurstudie naar de preferenties, wensen en verwachtingen van patiënten met kanker over nazorg is uitgevoerd. Het patiëntenperspectief is verder op innovatieve wijze geïnventariseerd via een interactieve werkconferentie, waarbij ruim veertig patiënten en professionals de agenda en gespreksonderwerpen bepaalden. Zij gaven nuttige informatie die is gebruikt bij het ontwikkelen van de richtlijn. Tijdens de Kanker Genomics Markt Plaza bijeenkomst op 28 maart 2009  bediscussieerden een panel en 145 (ex-)patiënten tijdens een workshop getiteld 'Eens patiënt, altijd patiënt?' stellingen die betrekking hebben op de Richtlijn Herstel na kanker. De uitkomsten zijn verwerkt in de richtlijn.
  4. In een ronde tafel bijeenkomst op 9 maart 2009 hebben de voorzitters van de Nederlandse Vereniging van Medische Oncologie, de Nederlandse Vereniging van Chirurgische Oncologie en de Nederlandse Vereniging van Radiotherapie en Oncologie, samen met experts, de conclusies en aanbevelingen uit de conceptrichtlijn en de implementatie ervan bediscussieerd. De resultaten van deze bijeenkomst zijn verwerkt in de richtlijn.
  5. Uit de commentaarfase kon geconcludeerd worden dat er behoefte is aan een verdere uitwerking van de samenwerking tussen professionals in het ziekenhuis en de huisartsen. Deze conclusie heeft geleid tot vervolggesprekken met de NVZ, de NVCO, NVMO, NVRO en de NHG in samenspraak met de hoogleraren huisartsengeneeskunde uit de Signaleringscommissie Kanker (SCK) van KWF Kankerbestrijding voor het Signaleringsrapport ‛Kankerzorg in de eerstelijn‛. Naar aanleiding van deze gesprekken is besloten om, na verwerking van het aanvullende commentaar van de NHG, de ontwikkeling van de richtlijn af te ronden.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Detectie nieuwe manifestaties