Geïsoleerde mediale en laterale artrose van de knie

Initiatief: NOV Aantal modules: 27

Voorlichting en communicatie bij geïsoleerde mediale en laterale artrose van de knie

Uitgangsvraag

Welke voorlichting moet worden gegeven aan patiënten over de diagnostiek en chirurgische behandeling van unicompartimentele knieartrose?

Aanbeveling

Geef voorlichting over unicompartimentele knieartrose waarin de patiënt inzicht krijgt in de diagnostiek en de chirurgische behandelopties.

 

Maak gebruik van 3 goede vragen en/of van de keuzehulpen (keuzekaart Artrose in de knie) die zijn ontwikkeld om het proces van samen beslissen te ondersteunen om zo te komen tot de behandeling van unicompartimentele knieartrose die het beste bij de patiënt past.

 

Richt de voorlichting voorafgaand aan een chirurgische behandeloptie van unicompartimentele knie artrose eerst op informatie over de ingreep. Richt de voorlichting daarna op de fysieke (beweegoefeningen, oefentherapie, voeding) en praktische (regelen elleboogkrukken, nazorg, huishoudelijke hulp, werk(vloer) aanpassingen en hulp bij vervoer) voorbereidingen die de patiënt kan treffen voorafgaand aan de ingreep.

 

Richt de voorlichting na afloop van een chirurgische ingreep bij unicompartimentele knie artrose op de leefregels waar de patiënt thuis mee aan de slag kan. Deze adviezen zijn gericht op: medicatie, afbouwen medicatie, verzorging van de wond, omgaan met pijn, beweegoefeningen, de meerwaarde van oefentherapie bij beweegoefeningen, toegestane belasting van de knie (zitten en staan) in relatie tot huishouden, werk, sport en vervoer en benadruk het belang van balans tussen inspanning en ontspanning. Bespreek daarnaast de waarschuwingssignalen die reden zijn voor de patiënt om contact op te nemen met de orthopedisch chirurg of de huisarts.

Benadruk ongeacht de behandelkeuze de eigen regie van de patiënt in de behandeling van unicompartimentele knieartrose. Deze eigen regie ligt in leefstijlaanpassingen zoals beweegoefeningen, oefentherapie en voeding maar ook aanpassingen in het fysiek functioneren thuis, op het werk of tijdens het sporten.

 

Houd in de communicatie rekening met de verwachtingen die een patiënt heeft van een behandeloptie. Bespreek in hoeverre deze verwachtingen realistisch zijn.

 

Houd in de communicatie rekening met kwetsbare groepen en de gezondheidsvaardigheden van de patiënt.

Overwegingen

Het is van belang dat patiënten met unicompartimentele knieartrose zowel mondeling als schriftelijk goed geïnformeerd worden zodat zij samen met hun behandelend arts kunnen beslissen over de behandeling die het beste bij hen past. Het instrument ‘3 goede vragen’ (https://3goedevragen.nl/) geeft de patiënt handvatten (in de vorm van drie vragen aan de arts) om de behandelopties én de eigen voorkeuren met de arts te bespreken.

 

Wanneer arts en patiënt samen een keuze hebben gemaakt voor een bepaalde behandeling van unicompartimentele knieartrose is voorlichting over de volgende stappen essentieel, dit is hieronder uitgewerkt per type behandeling (conservatief of chirurgisch). Er zijn verschillende websites die hierover informatie verstrekken waaronder Thuisarts (https://www.thuisarts.nl/artrose/ik-heb-artrose-van-knie) en Zorg voor beweging (https://zorgvoorbeweging.nl/pijn-aan/knie/).

 

Doel van voorlichting

Met voorlichting over unicompartimentele knieartrose krijgt de patiënt inzicht in de aandoening en wat de prognose is. Ook krijgt de patiënt inzicht in de verschillende behandelopties inclusief de voor- en nadelen hiervan en de lange termijn gevolgen van deze behandelopties in relatie tot wat de patiënt aan doelen voor ogen heeft. De voorlichting is erop gericht dat orthopeed en patiënt samen beslissen over de behandeling van unicompartimentele knieartrose die het beste bij de patiënt past.

 

Bij het geven van voorlichting is het belangrijk dat de patiënt gehoord wordt. Heeft deze bijvoorbeeld moeite met bewegen of pijn? Pas hier de voorlichting op aan. Maak gebruik van pijneducatie als de pijn een groot onderdeel vormt van de klachten bij artrose (zie daarvoor ook de richtlijn Conservatieve behandeling van artrose in heup of knie).

 

Neem bij het geven van voorlichting over de verschillende behandelopties naast de fysieke ook de mentale gezondheid van de patiënt in acht. Patiënten met bijvoorbeeld een angststoornis of depressie kunnen meer klachten van hun knieartrose ervaren waardoor behandelingen (zowel conservatief als operatief) minder goed kunnen aanslaan. Het is belangrijk om deze klachten waar mogelijk in multidisciplinair verband te bespreken om zo samen met de patiënt tot de best passende behandeloptie te komen.

 

In onderstaande is de voorlichting bij zowel een conservatieve als een chirurgische behandeloptie nader uitgewerkt.

 

Voorlichting bij een conservatieve behandeloptie

In de voorlichting over behandelopties bij unicompartimentele knieartrose is het belangrijk om eerst samen met de patiënt de conservatieve behandelopties te overwegen zoals het veranderen van leefstijl (bewegen, oefentherapie, gezond gewicht, niet roken), het gebruiken van braces en de mogelijkheden tot pijnstilling (zoals een topicale of orale NSAID of een intra-articulaire corticosteroïd- of hyaluronzuurinjectie). Maak duidelijk waarom het belangrijk is om deze behandelopties eerst te overwegen alvorens over te gaan op chirurgische behandelopties. Zie hiervoor de richtlijn Conservatieve behandeling van artrose in heup of knie.

 

Voorlichting bij een chirurgische behandeloptie

Wanneer conservatieve behandelopties niet voldoende baat hebben, kunnen de orthopedisch chirurg en de patiënt samen beslissen om over te gaan tot een chirurgische behandeling van unicompartimentele knieartrose. Ook nu is het belangrijk dat de orthopedisch chirurg en de patiënt samen beslissen over de chirurgische behandeloptie die het beste bij de patiënt past. Bespreek van iedere behandeloptie de voor- en nadelen, de risico’s, de verwachte hersteltijd (afhankelijk van de gekozen interventie), de nodige nazorg en de mogelijke bijwerkingen/consequenties op lange termijn. Bespreek ook de verwachtingen van de patiënt bij iedere behandeloptie en in hoeverre deze realistisch zijn. Benadruk dat een (gedeeltelijke) knieprothese niet hetzelfde zal voelen en functioneren als een gezonde, natuurlijke knie. Maak ook duidelijk dat een gedeeltelijke knieprothese bij eventuele toekomstige artrose klachten in andere delen van dezelfde knie alsnog kan leiden tot het plaatsen van een totale knieprothese. Wanneer de orthopedisch chirurg en de patiënt samen een keuze hebben gemaakt voor de best passende chirurgische ingreep is eenduidige voorlichting voorafgaand aan - en na afloop van de ingreep van groot belang.

 

Voorlichting voorafgaand aan een chirurgische behandeloptie

Procedure, complicaties en verwachtingen

De voorlichting voorafgaand aan een chirurgische ingreep bij unicompartimentele knieartrose is er allereerst op gericht om de patiënt te informeren over de ingreep (procedure, mogelijke complicaties en revalidatie).

 

Fysieke voorbereiding

Daarnaast is de voorlichting gericht op hoe de patiënt zich fysiek kan voorbereiden op de ingreep. Een conditietest kan inzicht bieden in passende voorbereidingen zoals bijvoorbeeld gewichtsverlies en spierkracht training van onder andere de bovenbenen. Denk hierbij aan advies over bijvoorbeeld gewichtsverlies en spierkracht training van onder andere de bovenbenen. Verwijs zo nodig door naar een oefentherapeut voor ondersteuning bij gerichte beweegoefeningen.

 

Praktische voorbereiding herstelproces

De voorlichting is er tot slot op gericht om de patiënt in praktische zin voor te bereiden op het herstelproces na afloop van de ingreep. Geef aan dat de patiënt zelf elleboogkrukken moet regelen en moet meenemen bij opname in het ziekenhuis voor de chirurgische ingreep. Leg uit dat deze krukken na de ingreep tijdelijk nodig zijn om op te steunen bij het staan en lopen. Overleg met de patiënt of deze na afloop van de ingreep thuis kan herstellen, al dan niet met mantelzorg/thuiszorg, of dat een zorghotel een beter passende optie zou zijn. Verwijs de patiënt naar een zorgcoördinator als extra zorg ingepland moet worden. Bespreek daarnaast ook andere ondersteuning die eventueel ingepland moet worden door de patiënt. Deze ondersteuning geldt voor thuis zoals huishoudelijke hulp maar ook voor op het werk zoals een aangepaste werkplek, aanpassingen in werktijden of werklocatie (thuis/werk) of ondersteuning met vervoer.

 

Voorlichting na afloop van een chirurgische behandeloptie

Na afloop van een chirurgische ingreep bij unicompartimentele knieartrose is voorlichting over wat de patiënt thuis zelf kan doen aan zijn herstel van groot belang.

 

Medicatie, pijnbestrijding en verzorging

Bespreek met de patiënt de afspraken rondom zijn medicatie en de eventuele afbouw hiervan. Bespreek de verzorging van de wond en wat de patiënt kan doen aan pijnbestrijding.

 

Bewegen, oefentherapie, belasting

Geef beweegoefeningen mee die de patiënt thuis kan opvolgen en maak duidelijk wat de meerwaarde is van deze beweegoefeningen. Controleer ook of de patiënt de beweegoefeningen heeft begrepen en of de patient deze beweegoefeningen zelf ook goed en veilig kan uitvoeren. Geef aan dat een oefentherapeut hierin (thuis) ondersteuning kan bieden en verwijs zo nodig ook door naar een geschikte oefentherapeut. Bespreek hoeveel belasting van de knie (zitten en staan) in de komende periode geleidelijk aan is toegestaan; thuis, op het werk, met vervoer (auto/fiets) maar ook tijdens het sporten. Benadruk dat het belangrijk is om een goede balans te houden tussen inspanning en ontspanning.

 

Waarschuwingssignalen

Bespreek ook de waarschuwingssignalen waar de patiënt alert op moet blijven zoals veranderingen van de wond (rood, dik, lekken), koorts of een plotselinge toename van pijn. Bespreek bij welke signalen de patiënt contact op moet nemen met de orthopedische kliniek en bij welke signalen met de huisarts. Maak duidelijk dat het herstel van een chirurgische knie-ingreep tijd nodig heeft.

 

Lotgenotencontact

Bespreek ook met wie de patiënt contact op zou kunnen nemen voor het delen van zijn verhaal/ervaringen met anderen zoals de Poly-Artrose Lotgenoten Vereniging, Reuma Nederland of de Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland.

 

Meer informatie

Verwijs de patiënt ook naar andere bronnen voor meer informatie:

 

Nadruk op eigen regie

Ongeacht de behandelkeuze is het belangrijk dat de patiënt zich bewust wordt van zijn eigen rol in de behandeling van unicompartimentele knieartrose. Denk hierbij aan mogelijke aanpassingen in leefstijl zoals beweegoefeningen en afvallen maar ook aan aanpassingen in het fysiek functioneren thuis, op het werk of tijdens het sporten.

 

Het kan moeilijk zijn voor een patiënt met knieartrose om zelf in te schatten hoeveel fysieke inspanning hij/zij aan mag gaan ten opzichte van de pijnklachten die hij/zij bij deze inspanning ervaart. Geef aan dat de fysio-/oefentherapeut hierin advies kan geven.

 

Communicatie

De persoonlijke doelen van de patiënt zijn een belangrijk onderdeel in de communicatie over de behandelkeuze van unicompartimentele knieartrose. Het doel dat de patiënt wil bereiken met een behandeling bepaalt in belangrijke mate de keuze voor de meest geschikte behandeling. Duidelijkheid over de verwachtingen die een patiënt mag hebben van een behandeling is hierin van groot belang. Vraag de patiënt dan ook naar zijn verwachtingen van een behandeloptie in relatie tot de doelen die hij wil bereiken. Bespreek in hoeverre deze verwachtingen realistisch zijn.

 

Houd in de communicatie rekening met uitleg in eenvoudige taal en gebruik waar mogelijk visuele ondersteuning. Bijvoorbeeld in de vorm van een blocnote, info-graphic of video. Kwetsbare groepen, zoals ouderen en mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen, kunnen in deze communicatie extra worden ondersteund. Geef deze patiënten bijvoorbeeld het advies om iemand mee te nemen naar een consult, om vragen voorafgaand aan een consult op papier te zetten of om in eigen woorden te herhalen wat er tijdens een consult is besproken.

Onderbouwing

Er is veel voorlichting over knieartrose en de bijbehorende behandelopties in omloop. Het is wenselijk dat deze informatie eenduidig is en zoveel mogelijk aansluit op de individuele behoefte van de patiënt. Deze module beoogt een aantal aandachtspunten weer te geven die in de voorlichting over unicompartimentele knieartrose van belang zijn.

Voor deze uitgangsvraag is geen systematische literatuuranalyse uitgevoerd. De aanbevelingen zijn uitsluitend gebaseerd op overwegingen die zijn opgesteld door de werkgroepleden op basis van kennis uit de klinische praktijk.

  1. Consultkaart Artrose Knie. https://consultkaart.nl/consultkaart-zoeken/artrose-aan-de-knie/. Geraadpleegd juni 2020.
  2. Drie goede vragen. https://3goedevragen.nl/. Geraadpleegd juni 2020.
  3. NOV website Zorg voor beweging. https://zorgvoorbeweging.nl/pijn-aan/knie/. Geraadpleegd juni 2020.
  4. Online ‘Handboek voor mensen met artrose’. https://cdn.nvrzn.nl/content/uploads/handboek-artrose-2e-druk-2019-def2.pdf. Geraadpleegd juni 2020.
  5. Patiënt Plus keuzehulp Knie Artrose. https://www.keuzehulp.info/pp/knieslijtage/intro. Geraadpleegd juni 2020.
  6. Richtlijn conservatieve behandeling van artrose in heup of knie, NOV. https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/artrose_in_heup_of_knie/startpagina_-_heup-_of_knieartrose.html. Geraadpleegd juni 2020.
  7. Thuisarts. https://www.thuisarts.nl/artrose/ik-heb-artrose-van-knie. Geraadpleegd juni 2020.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-09-2021

Laatst geautoriseerd  : 30-09-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • ReumaNederland
  • Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

 

De richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • ReumaNederland
  • Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van de richtlijn is het beschrijven de gewenste diagnostiek en behandeling voor patiënten die lijden aan unicompartimentele artrose van de knie, gebaseerd op de meest actuele literatuur, ervaringen van patiënten en experts uit het veld.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de behandeling van patiënten met geïsoleerde mediale of laterale knieartrose. De richtlijn informeert ook de patiënt zodat deze samen met de arts een besluit kan nemen over de behandeling.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met geïsoleerde mediale of laterale artrose van de knie.

 

Werkgroep

  • Dr. R.W. Brouwer, orthopedisch chirurg in Martini ziekenhuis Groningen, NOV (voorzitter)
  • Dr. R.C.I. van Geenen, orthopedisch chirurg in Amphia Ziekenhuis, NOV
  • Drs. A. Goud, orthopedisch chirurg in Diakonessenhuis, NOV
  • Dr. N. van Egmond, orthopedisch chirurg in UMC Utrecht, NOV
  • Prof. dr. S.M.A. Bierma-Zeinstra, hoogleraar artrose en gerelateerde aandoeningen in Erasmus MC, NOV
  • Drs. T.W.G.M. Meys, radioloog in Martiniziekenhuis, NVvR
  • Dr. J.T. Wegener, anesthesioloog-pijnspecialist in Sint Maartenskliniek, NVA
  • Dr. M. van der Esch, senior onderzoeker/fysiotherapeut/epidemioloog in Reade en hoofddocent/lector Hogeschool van Amsterdam, KNGF
  • N. Lopuhaä, beleidsmedewerker Patiëntbelangen, ReumaNederland
  • M. Frediani-Bolwerk, patiëntpartner Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland
  • Drs. P. Pennings, beleidsmedewerker Communicatie & Participatie, Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland

 

Met ondersteuning van

  • Dr. M.S. (Matthijs) Ruiter, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. S.N. (Stefanie) Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Brouwer (voorzitter)

Orthopedisch chirurg Martiniziekenhuis

 

Medische staf FC Groningen (betaald),

ODEP member (onbetaald), bestuurslid DKS (onbetaald)

COIC (onbetaald)

Bestuurslid WAR (betaald).

Geen

Geen actie

Van Geenen

Orthopedisch chirurg Amphia Ziekenhuis

Consultant Zimmer Biomet (betaald),

Secretaris werkgroep knie/Dutch Knee Society (onbetaald)

De orthopedische onderzoekstichting FORCE ontvangt gelden van verschillende industriële partners (Mathys, Stryker, Zimmer Biomet)

Geen auteur van uitgangsvragen met betrekking tot keuze van prothese

Frediani-Bolwerk

Patiëntvertegenwoordiger

Geen

Geen

Geen actie

Patricia Pennings

Beleidsmedewerker Communicatie & Participatie bij Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland.

Geen

Geen

Geen actie

Van der Esch

Senior onderzoeker/fysiotherapeut/epidemioloog in Reade, centrum voor revalidatie en reumatologie te Amsterdam; Hoofddocent/lector Hogeschool van Amsterdam, faculteit gezondheid.

Geen

Geen

Geen actie

Meys

Radioloog Martini Ziekenhuis Groningen met aandachtsgebied musculoskeletaal

Geen

Geen

Geen actie

Lopuhaä

Beleidsmedewerker Patiëntenbelangen ReumaNederland

Geen

Geen

Geen actie

Van Egmond

Orthopedisch chirurg, UMC Utrecht

Geen

In het UMC Utrecht is kniedistractie ontwikkeld, daar is een spin-off bedrijf uit voortgekomen (arthrosave), welke nu zelfstandig is en geen relatie meer heeft met UMC Utrecht. Persoonlijk ben ik niet betrokken bij de ontwikkeling hiervan, maar UMC Utrecht is wel expertise centrum.

Geen actie

Bierma-Zeinstra

Hoogleraar artrose en gerelateerde aandoeningen,

Erasmus MC

Associate editor Osteoarthritis & Cartilage (betaald),

Commisielid Swedisch Research Council - clinical studies (onbetaald),

Ethical board OARSI (onbetaald),

Scientific advisory board Arthritis UK Pain Centre Nottingham University (onbetaald), Commissielid Annafonds (onbetaald), Editorial board member Maturitas (onbetaald),
OARSI guideline commissielid voor behandeling van artrose van de knie of heup (onbetaald).

Ik heb meerdere subsidies voor epidemiologisch en klinisch artrose onderzoek van ZonMW, CZ, Europesche Unie, Foreum, en ReumaNederland.

Geen actie

Goud

Orthopedisch chirurg Diakonessenhuis

Bestuurslid Dutch knee society, (onbetaald),

Bestuurslid Nederlandse vereniging voor Arthroscopy, (onbetaald).

Geen

Geen actie

Wegener

Anesthesioloog-Pijnspecialist
Sint Maartenskliniek

Instructuur DARA (betaald), Examinator EDRA (onkostenvergoeding), Course Director ESRA Instructor Course (onkostenvergoeding), Lid ledenraad NVA sectie Pijn (geen onkostenvergoeding).

Geen

Geen actie

Hofstede

Senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Ruiter

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van diverse patiëntorganisaties voor de Invitational conference. Het verslag hiervan (zie bijlagen) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Gedurende de richtlijnontwikkeling zaten vertegenwoordigers van ReumaNederland en Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland in de werkgroep. Er is verder specifiek een module gewijd aan patiëntvoorlichting en communicatie. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de patiëntorganisaties die ook waren uitgenodigd voor de Invitational conference en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met geïsoleerde mediale of laterale artrose van de knie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door ReumaNederland en Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland via de Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende wetenschappelijke verenigingen en patiëntorganisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Volgende:
Adviezen over de belasting van de knie bij werk en sport