CIN, AIS en VAIN

Initiatief: IKNL Aantal modules: 64

CIN, AIS en VAIN - Huidig screeningsbeleid

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Huidig screeningsbeleid' in de bijlagen.

Onderbouwing

De huidige screening op cervixcarcinoom bestaat uit een 5-jaarlijkse cytologische screening tussen het 30ste en 60ste levensjaar.
[RIVM]

Het is aannemelijk dat hrHPV-testen kunnen worden gebruikt voor triage van geringe afwijkingen (Pap2-3a, ASCUS, <BMD).
[Arbyn, 2004 (10), Bais, 2005 (11), Berkhof, 2006 (12), NVvP]

 

In 1985 was Nederland samen met de Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk één van de eerste landen waar een georganiseerde screening op cervixcarcinoom van start ging [Arbyn, 2009 (1)].
Aanvankelijk werden vrouwen tussen 35 en 53 jaar elke drie jaar opgeroepen voor een cytologisch onderzoek. In 1996 gaf de minister aan het toenmalige samenwerkingsorgaan Coördinatie Comité Baarmoederhalskanker (CoComBa) de opdracht het screeningsprogramma te herstructureren wat uiteindelijk resulteerde in een nieuw screeningsalgoritme van 5-jaarlijkse screening tussen het 30ste en 60ste levensjaar. De organisatie van de screening lag in handen van de regionale gezondheidsdiensten (Gemeentelijke Gezondheidsdienst, GGD). Terwijl de vrouwen, die geselecteerd werden op basis van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), deels door de GGD en deels door de huisarts werden opgeroepen. Het toezicht op het gehele proces lag bij de Integrale Kankercentra (IKC's). Inmiddels is de gehele verantwoordelijkheid voor de organisatie van het bevolkingsonderzoek gelegd bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu [RIVM].
Bovendien werd de gehele logistiek en financiering rondom het screeningsproces opnieuw georganiseerd, terwijl tenslotte ook nog de cytologische criteria werden aangescherpt zodat minder vrouwen werden verwezen voor kolposcopisch onderzoek [Rebolj, 2007 (2)]. Tegelijkertijd werd de specifieke Nederlandse interpretatie van de Papanicolaou classificatie omgezet in de zogenaamde KOPAC-B classificatie die recht deed aan zowel de verschillende typen afwijkingen als de kwaliteit van de cytologie. Bovendien maakte deze classificatie vergelijkingen met de internationale literatuur, waar meestal gerefereerd werd aan de Bethesda 2001 criteria, beter mogelijk [Bulk, 2004 (3)].

Tenslotte volgde in 2006 het besluit van de Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP) om hrHPV-testen toe te staan voor de triage van lichte afwijkingen, Pap2-3a (ASCUS, BMD) op vervolgcytologie, om zodoende het aantal niet relevante verwijzingen naar de gynaecoloog nog verder terug te dringen [Van Kemenade, 2007 (4)].
Als gevolg van de herstructurering in 1996 steeg de deelname aan het bevolkingsonderzoek en daalde het aantal opportunistische en herhalingsuitstrijkjes [Berkers, 2007 (5)]. Jaarlijks worden circa 800.000 vrouwen opgeroepen en nemen er ruwweg 450.000 deel aan het bevolkingsonderzoek [Berkers, 2007 (5)].
De deelname aan het bevolkingsonderzoek bedraagt circa 65%, met een dekkingsgraad van ongeveer 75% en een sensitiviteit van onder de 60% [Giard, 2007 (6), Rebolj, 2007 (2), Van der Graaf, 2002 (7)]. Maximaal 60% van de cervixcarcinomen kunnen worden voorkomen door het bevolkingsonderzoek [Bos, 2006 (8)].
In gelijke tred met de invoering van dit screeningsprogramma daalde de incidentie van cervixcarcinoom [De Kok, 2011 (9)]. In Nederland werden in 2011 750 vrouwen gediagnostiseerd met cervixcarcinoom [IKNL, 2012], waarvan 189 vrouwen aan de gevolgen overleden [Statline, 2014].

  1. 1 - Arbyn M, Rebolj M, De Kok IM et al. The challenges of organising cervical screening programmes in the 15 old member states of the European Union. European journal of cancer. 2009;45(15):2671-8 [link]
  2. 2 - Rebolj M, van Ballegooijen M, Berkers LM et al. Monitoring a national cancer prevention program: successful changes in cervical cancer screening in the Netherlands. International journal of cancer Journal international du cancer. 2007;120(4):806-12 [link]
  3. 3 - Bulk S, Van Kemenade FJ, Rozendaal L et al. The Dutch CISOE-A framework for cytology reporting increases efficacy of screening upon standardisation since 1996. Journal of clinical pathology. 2004;57(4):388-93 [link]
  4. 4 - Van Kemenade FJ, Wiersma T, Helmerhorst TJ. [New version of the pathology practice guideline for cervical cytology: sharpened criteria for adequacy; expanded use of new techniques]. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde. 2007;151(23):1283-6 [link]
  5. 5 - Berkers LM, van Ballegooijen M, van Kemenade FJ et al. [The 1996 revision of the Dutch cervical cancer screening programme: increased coverage, fewer repeat smears and less opportunistic screening]. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde. 2007;151(23):1288-94 [link]
  6. 6 - Giard RW. [On the occasion of the 65th birthday of the cervical smear: added value of population studies for cervical cancer remains unclear]. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde. 2007;151(23):1268-71 [link]
  7. 7 - Van der Graaf Y. [Population screening for uterine cervix cancer: the negative effects of insufficient knowledge as to what is normal and abnormal]. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde. 2002;146(34):1569-71 [link]
  8. 8 - Bos AB, Rebolj M, Habbema JD et al. Nonattendance is still the main limitation for the effectiveness of screening for cervical cancer in the Netherlands. International journal of cancer Journal international du cancer. 2006;119(10):2372-5 [link]
  9. 9 - De Kok IM, van der Aa MA, van Ballegooijen M et al. Trends in cervical cancer in the Netherlands until 2007: has the bottom been reached? International journal of cancer Journal international du cancer. 2011;128(9):2174-81 [link]
  10. 10 - Arbyn M, Buntinx F, Van Ranst M et al. Virologic versus cytologic triage of women with equivocal Pap smears: a meta-analysis of the accuracy to detect high-grade intraepithelial neoplasia. Journal of the National Cancer Institute. 2004;96(4):280-93 [link]
  11. 11 - Bais AG, Rebolj M, Snijders PJ et al. Triage using HPV-testing in persistent borderline and mildly dyskaryotic smears: proposal for new guidelines. International journal of cancer Journal international du cancer. 2005;116(1):122-9 [link]
  12. 12 - Berkhof J, de Bruijne MC, Zielinski GD et al. Evaluation of cervical screening strategies with adjunct high-risk human papillomavirus testing for women with borderline or mild dyskaryosis. International journal of cancer Journal international du cancer. 2006;118(7):1759-68 [link]

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 12-11-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Pathologie