Anticonvulsiva PTSS
Uitgangsvraag
Er is bij deze module geen uitgangsvraag geformuleerd.
Aanbeveling
Het anticonvulsivum lamotrigine of topiramaat is geen eerste keuze behandeling in de farmacotherapie van PTSS en dient pas ingezet te worden wanneer andere medicamenteuze behandelingen niet effectief gebleken zijn. Gezien de aard van het middel en beperkte ervaring op dit moment is de mening van de Richtlijnwerkgroep dat lamotrigine alleen door psychiaters voorgeschreven dient te worden.
Overwegingen
Het anticonvulsivum lamotrigine en topiramaat is beperkt onderzocht op effectiviteit bij PTSS. Aangezien het minder goed verdragen wordt dan de SSRI's, meer bijwerkingen heeft, is het geen eerste keuze behandeling bij de farmacotherapie van PTSS. Gezien de aard van het middel is de mening van de Richtlijnwerkgroep dat lamotrigine alleen door psychiaters voorgeschreven dient te worden.
Onderbouwing
Conclusies
Niveau 2 |
Er zijn aanwijzingen dat het anticonvulsivum lamotrigine en topiramaat in een dosering tot 500 mg per dag effectief is bij de behandeling van PTSS. Mogelijk zijn ook de andere anticonvulsiva carbamazepine en natriumvalproaat effectief. In verband met mogelijk bijwerkingen dient de dosering geleidelijk aan verhoogd te worden. Lange-termijn gegevens over de effectiviteit ontbreken. |
Samenvatting literatuur
Tot op heden zijn twee kleine placebo-gecontroleerde studies en twee open label studies met anticonvulsiva uitgevoerd. Lamotrigine is op dubbelblinde placebo-gecontroleerde wijze onderzocht en effectief gebleken in een kleine studie met 15 patiënten (Herzberg 1999). De helft van de patiënten verbeterde ten opzichte van de placebo. Een belangrijke bijwerking van dit middel is de kans op een allergische huidreactie. Carbamazepine en natriumvalproaat zijn in alleen in kleine open studies onderzocht en effectief gebleken. De gebruikte dosering lamotrigine was tot 500 mg per dag. Gezien de mogelijke bijwerkingen duizeligheid, misselijkheid, coördinatiestoornissen en huidrash dient de dosering geleidelijk te worden opgebouwd. Vanwege de bijwerkingen, in vergelijking met die van de SSRI's, is lamotrigine geen eerste-keuze-middel. Topiramaat is onderzocht in een studie met 38 patiënten. Er werd geen statistisch significant verschil gevonden op de totaalscore van de CAPS, echter wel op de subscore herbelevingen (Tucker 2007). Over de effectiviteit op lange termijn zijn geen wetenschappelijke gegevens bekend.
Zoeken en selecteren
Voor de onderstaande tekst is gebruik gemaakt van literatuur die gevonden is door middel van een gecomputeriseerd literatuuronderzoek in Medline (Cochrane, Embase) tot juni 2007 op combinaties met de volgende trefwoorden: post traumatic stress disorder, pharmacotherapy, meta-analysis, antidepressants, SSRI, TCA, MAOI, anticonvulsants, benzodiazepines, aangevuld met referenties vanuit deze artikelen voorzover niet gevonden met de literatuursearch. In verband met de hoeveelheid literatuur werd in eerste instantie gebruik gemaakt van meta-analyses. Wanneer deze niet beschikbaar waren, werden per psychofarmacon kwalitatief goede (beoordeeld op kwaliteit van opzet en uitvoering van een onderzoek, voldoende duur van behandeling, geen tegenstrijdige uitkomsten) en recente randomized controlled trials (RCT) geselecteerd.
Referenties
- Bram P, Greenberg D, Dasberg H, Lezer B. Core symptoms of posttraumatic stress disorder unimproved by alprazolam treatment. J Clin Psychiatry 1990; 51: 236-238.
- Hertzberg MA, Butterfield MI, Feldman ME et al. A preliminary study of lamotrigine for the treatment of posttraumatic stress disorder. Biol Psychiatry 1999; 45: 1226-1229.
- Tucker, P et al. (2007). Efficacy and safety of topiramate monotherapy in civilian posttraumatic stress disorder: A randomized, double blind placebo-controlled study. J Clin Psychiatry, 68, 201-206.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-01-2013
Laatst geautoriseerd : 01-01-2013
Geplande herbeoordeling :
De Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen wordt op dit moment ge-update. Naar de revisie van de MDR Angststoornissen kan op de volgende wijze verwezen worden: Richtlijnherziening van de Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen (eerste revisie). Richtlijn voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met een angststoornis.
Algemene gegevens
De digitale versie van deze richtlijn is ontwikkeld vanuit het Landelijk Actieprogramma Kwaliteit geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg (LAK GGZ/VZ). Dit programma is een initiatief van het ministerie van VWS en wordt gecoördineerd en gefinancierd door ZonMw.
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, gevestigd in Utrecht, heeft tot doel individuele beroepsbeoefenaren, hun beroepsverenigingen en zorginstellingen te ondersteunen bij het verbeteren van de patiëntenzorg. Sinds zijn oprichting in 1979 heeft het CBO zich ontwikkeld tot een toonaangevend en ook internationaal erkend instituut dat via programma's en projecten ondersteuning en begeleiding biedt bij systematisch en gestructureerd meten, verbeteren, herontwerpen en borgen van kwaliteit van de patiëntenzorg.
Trimbos-instituut
Het Trimbos-instituut is het landelijk kennisinstituut voor de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en de maatschappelijke zorg.
De missie van het Trimbos-instituut is kennis over geestelijke gezondheid creëren en doen toepassen in beleid en praktijk van de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg en de maatschappelijke zorg.
Samenstelling werkgroep
De multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen is op initiatief en onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ en de daaronder ressorterende Commissie Cliëntenparticipatie tot stand gebracht door de werkgroep Angststoornissen waarin de deelnemende verenigingen en organisaties hebben samengewerkt.
Methodologische en organisatorische ondersteuning en begeleiding werden verzorgd door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en het Trimbos-instituut.
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ
Voorzitter
R.M.W. Smeets, Raad van Bestuur GGZ Friesland
Vice-voorzitter
Prof.dr. G. Hutschemaekers, De Gelderse Roos, Arnhem
Secretaris
Mw. dr. A. Eland (tot januari 2002) en dr. A.L.C.M. Henkelman, Trimbos-instituut
Leden
Ir. T.A. van Barneveld, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
Mw. H. Blankman, Federatie Verpleegkunde in de GGZ (FVGGZ)
Mw. dr. J.H. Dekker, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Dr. P.M.A.J. Dingemans, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
Dr. P.A. de Groot t, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
Prof.dr. R.W. Trijsburg, Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP)
Agendaleden
Prof. Dr. W.J.J. Assendelft, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Dr. dr. G.A. van Essen, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Mw. dr. G.H.M.M. ten Horn
Drs. J. Penninga, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Adviseur
Prof. dr. J.A. Swinkels, AMC De Meren, Amsterdam/Trimbos-instituut
Commissie Cliëntenparticipatie
Voorzitter
Mw. dr. G.H.M.M. ten Horn
Secretaris
Mw. drs. C. van der Veen, Trimbos-instituut
Leden
Mw H. Boumans, Ypsilon
Mw. E. Dangerman, Stichting Borderline
Mw. T. de Vent, Stichting Labyrint/ In Perspectief
Mw. drs. A.M. Dijkman, Vereniging voor Manisch Depressieve en Betrokkenen (VMDB)
T. Festen
Mw. H. van ’t Kooten, Vereniging voor Manisch Depressieve en Betrokkenen (VMDB)
B.H. Kraaijenbrink, Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa
Mw. I. Lüneburg, Landelijke Vereniging Balans
Mw. M. Mannak-Bouman, Stichting Labyrint/In Perspectief
Mw. I. Poort, Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA)
Mw. drs. M.K. Taams, Stichting FobieVrienden
Mw. M. Van der Linden, Angst, Dwang en Fobiestichting
Mw. L. van ’t Veen, Cliëntenbond in de GGZ
M. Vermeulen, Anoiksis
T. Vriens, Stichting Pandora
Mw. drs. J. Zwanikken-Leenders, GGZ Den Bosch
Werkgroep Angststoornissen
Voorzitter
Prof. dr. Ph. Spinhoven, hoogleraar Universiteit Leiden
Leden
Prof. dr. A.J.L.M. van Balkom, psychiater, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
Mw. M. Boon, creatief therapeut, Sinai Centrum, Amersfoort
Mw. drs. C.A.M. Bouwmans, gezondheidswetenschapper, iMTA, Rotterdam
F.E. ten Broeke, psycholoog
Prof. dr. R. van Dyck, hoogleraar psychiatrie, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam
Prof. dr. P.M.G. Emmelkamp, psycholoog
Mw. dr. M.H. Grol, huisarts
Mw. dr. L. Hakkaart-van Roijen, gezondheidseconoom, iMTA, Rotterdam
Mw. drs. H. de Kam, verpleegkundig stafmedewerker, Symforagroep Zon en Schild, Amersfoort
Dr. C.W. Korrelboom, psychotherapeut, Parnassia Psycho-medisch Centrum, Den Haag
Drs. J.C.G.J. Oomen, psychotherapeut, Vincent van Gogh Instituut, Venray
G.J.M. Roodbol MScN, verpleegkundig specialist, Universitair Medisch Centrum St. Radboud, Nijmegen
Mw. drs. E.M.A.A. Rozenbroek, apotheker, Apotheek Koek, Amsterdam
Mw. drs. M. Scholte, onderzoeker, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Utrecht
Mw. drs. M.K. Taams, cliëntvertegenwoordiger, Stichting Fobie Vrienden, Hillegom
Dr. B. Terluin, huisarts, senior onderzoeker, Emgo-instituut, Amsterdam
Mw. S.C.D. Timmer, maatschappelijk werk
Mw. M. Ulrich, cliëntvertegenwoordiger
Drs. D.W.F. Veldhorst, bedrijfsarts, ‘Arboreijn' Arbo en reïntegratiebedrijf, Ede
Dr. S. Visser, klinisch psycholoog/psychotherapeut, Angstpolikliniek GGZ Buitenamstel, Amsterdam
Mw. dr. I.M. van Vliet, psychiater, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
Met dank aan:
Mw.drs. M. Scholte, NIZW, leverde de werkgroep belangrijke bijdragen voor het hoofdstuk "Ondersteunende interventies".
Adviseurs
Mw. drs. M.M. Kroeze, adviseur Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, adviseur (tot mei 2002)
Mw. drs. A. Hagemeijer , adviseur Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, adviseur (vanaf mei 2002)
Mw. dr. M.J.C. van Hattum, wetenschappelijk medewerker, Trimbos instituut, Utrecht secretaris (tot september 2002)
Methode ontwikkeling
Evidence based
Werkwijze
Voor artikelen betreffende preventie of therapie:
A1 |
systematische reviews die ten minste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn |
A2 |
gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit (gerandomiseerde, dubbelblind gecontroleerde trials) en van voldoende omvang en consistentie |
B |
gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd, vergelijkend cohortonderzoek, patiëntcontroleonderzoek) |
C |
niet-vergelijkend onderzoek |
D |
mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden |
Voor artikelen betreffende diagnostiek:
A1 onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests
A2 onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruikgemaakt zijn van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de 'gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld. Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie
B vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die verder onder niveau A staan genoemd
C niet-vergelijkend onderzoek
D mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden
Niveau van de conclusie op basis van de literatuuranalyse:
|