Ziekte van Parkinson

Initiatief: NVN / VRA Aantal modules: 58

Behandeling van pijnklachten bij Parkinson

Uitgangsvraag

Hoe kunnen pijnklachten het beste worden behandeld bij patiënten met de ziekte van Parkinson?

Aanbeveling

Beoordeel de pijnklachten van patiënten met de ziekte van Parkinson met een gevalideerde pijn-schaal (zoals een VAS-schaal) om een eerste indruk te krijgen van de ernst van de pijnklachten.

 

Ga na of de pijnklachten gerelateerd zijn aan de ‘on’/ ‘off’ fase of aan de inname van de parkinsonmedicatie:

  • Zo ja, stel de parkinsonmedicatie opnieuw in.
  • Zo nee, bespreek met de patiënt mogelijke opties voor pijnbehandeling (niet-medicamenteus en pijnstilling).

 

Overweeg verwijzing voor multidisciplinaire revalidatie gericht op het leren omgaan met chronische pijnklachten indien de patiënt complexe medische problematiek heeft, gekenmerkt door meerdere hulpvragen.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

In de literatuursamenvatting worden zowel medicamenteuze als niet-medicamenteuze interventies beschreven die zich richten op het verbeteren van de uitkomsten van patiënten met de ziekte van Parkinson. In alle studies is ziektegerelateerde pijn, al dan niet als primaire uitkomst, meegenomen in de analyse om het effect van de interventie te duiden. Hoewel meerdere interventies zijn beschreven hebben zij een lage tot zeer lage bewijskracht. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat de studiegroepen erg klein zijn (één enkele RCT) en risico op bias doordat de interventie niet geblindeerd kon worden. Daarnaast worden niet alle interventies vergeleken met een placebo- of controlebehandeling, zoals nordic walking versus flexibiliteitstraining, waardoor het lastig is om de effecten toe te schrijven aan de interventiegroep; flexibiliteitstraining zou bijvoorbeeld ook al een positief effect kunnen hebben waardoor er mogelijk een minimaal effect overblijft voor nordic walking. De lage tot zeer lage bewijskracht zorgt er voor dat het lastig is om één type behandeling voor pijn aan te bevelen. In deze sectie worden in afweging van de literatuur generieke principes besproken die kunnen worden gevolgd wanneer een patiënt met de ziekte van Parkinson zich presenteert met pijnklachten. Bij patiënten met de ziekte van Parkinson is het belangrijk om na te gaan of er sprake is van pijn. Pijn kan worden gemeten met behulp van een simpele VAS-schaal, waarbij de patiënt zelf de ernst van pijn rapporteert. Indien pijnklachten aanwezig zijn dan kan het volgende stappenplan gehanteerd worden.

 

Stap 1 is de pijn gerelateerd aan de ‘on’ en ‘off’ fase of aan innamemomenten van de parkinsonmedicatie?

  • Zo ja, probeer de medicatie beter in te stellen. Op basis van de medicatiestudies waarbij een eindpunt pijn was kan vermoed worden dat safinamide en rotigotine hierin een rol kunnen spelen. Alhoewel niet uitgezocht is het te verwachten dat ook levodopa, COMT-remmers en andere MAO-B remmers en dopamine-agonisten een effect op pijn kunnen hebben. Indien de patiënt bij meer dan 5 doses per dag nog steeds hinderlijke responsfluctuaties vertoont zijn de 3e lijns behandelingen een optie, waarbij er mogelijk een positief effect op pijn verwacht kan worden bij DBS op basis van de literatuur search. Voor behandeling met continue toediening met intraduodenale levodopa of subcutane apomorfine is dit niet uitgezocht. Op basis van expert opinion kan er eveneens met deze behandelingen een effect op pijn verwacht worden.
  • Zo nee, beoordeel en analyseer pijn en behandel al naar gelang het type pijn. Op basis van de literatuur search is er geen zekerheid dat onderzochte farmacologische en niet-farmacologische behandelstrategieën effectief zijn. Bespreek met de patiënt eventueel opties als pijnstilling, of een beweegtherapie. Bij pijnstilling kan de WHO pijnladder gevolgd worden waarbij wel rekening gehouden moet worden, zeker bij mensen > 65 jaar, met de anticholinerge bijwerkingen van tramadol heeft oxycodon de voorkeur boven tramadol (chronisch verbruik voorkomen). Bij non-farmacologische beweegtherapie kan gedacht worden aan paramedische interventies, en bij patiënten met complexe problematiek, gekarakteriseerd door meerdere hulpvragen gericht op het leren omgaan met de pijnklachten, aan multidisciplinaire revalidatie interventies (zie module multidisciplinaire revalidatie bij de ziekte van Parkinson).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten

Het is van belang om in samenspraak met de patiënt te komen tot een ideale behandelvorm die past bij de wensen en behoefte van de patiënt. Vanuit het patiëntperspectief is het wenselijk om eerst in kaart te brengen of de pijn gerelateerd is aan de on- off fase en hierop de parkinsonmedicatie aan te passen. Daarnaast is het goed om met de patiënt de opties voor niet-medicamenteuze pijninterventies te bespreken. Omdat pijnstilling (zoals opioïden of NSAID’s) mogelijk negatieve gevolgen heeft voor psychologisch welbevinden, concentratie en rijveiligheid moeten de consequenties in goed overleg met de patiënt besproken worden.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

Gezien het hoge percentage patiënten met de ziekte van Parkinson bij wie pijn voorkomt en de invloed die dit heeft op de kwaliteit van leven moet er tijdens controle bij de neuroloog aandacht zijn voor pijn. Gelet op de literatuursamenvatting en de bovengenoemde overwegingen die naar voren komen vanuit het klinisch perspectief, adviseren wij patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten de volgende behandelmethode. Beoordeel in eerste instantie of de pijn gerelateerd is aan de ‘on’ en ‘off’ fase of aan de innamemomenten van de parkinsonmedicatie. Wanneer deze gerelateerd is probeer de medicatie beter in te stellen. Wanneer deze niet gerelateerd is, ga met de patiënt in gesprek om tot een goede pijnbehandeling te komen (niet-medicamenteuze opties of pijnstilling). Wanneer de patiënt ontregeld is door de pijnklachten, en er hulpvragen op meerdere domeinen zijn, dan kan multidisciplinaire pijnrevalidatie overwogen worden.

Onderbouwing

Pijn is een belangrijk non-motorisch fenomeen en aanwezig bij 40 tot 95% van de patiënten (Buhmann, 2017). Ook in een grote studie van bijna 2000 patiënten in het relatieve begin van de ziekte werd pijn door 85% van de patiënten aangegeven (Silverdale, 2018). Pijn kan worden veroorzaakt door de ziekte van Parkinson maar kan natuurlijk ook het gevolg zijn van co-morbiditeit. Er kan ook een combinatie van beide zijn.

 

Aangezien pijn een grote invloed heeft op de kwaliteit van leven en het sterk interfereert met het dagelijks functioneren, is het van belang om hier navraag naar te doen om pijnklachten in een vroeg stadium te herkennen en adequaat te behandelen. Uit de studie van Buhmann (2017) bleek dat de orthopeed en huisarts het meest betrokken zijn bij behandeling van pijn. De rol van pijnteam en neuroloog zijn gering, respectievelijk 10 en 3%. Als klachten samenhangen met on- en off fase kunnen pijnklachten vaak medicamenteus worden behandeld door het beter instellen van de parkinsonmedicatie. Recentelijk werden in andere patiëntpopulaties effectieve, non-farmacologische pijninterventies beschreven. Daarmee rijst de vraag of deze non-farmacologische interventies, zoals cognitieve gedragstherapie of beweeginterventies, ook effectief zijn in het reduceren van pijn bij patiënten met de ziekte van Parkinson. In deze richtlijnmodule zal de effectiviteit van verschillende pijninterventies, zowel medicamenteus als niet-medicamenteus, bij patiënten met de ziekte van Parkinson systematisch worden uitgewerkt.

 

Herkenning pijn

Parkinsongerelateerde klachten kunnen voor pijn zorgen en daarmee grote invloed hebben op het dagelijks functioneren. Het is van belang om aandacht te hebben voor pijnklachten. In de internationaal gevalideerde King’s Parkinson Disease Pain Scale worden 7 pijndomeinen onderscheiden die in veel literatuur worden gehanteerd en waaronder de meeste pijnen wel gerangschikt kunnen worden:

  • Muskuloskeletale pijn (pijn rond gewrichten).
  • Chronische pijn (onderverdeeld in centrale pijn: een gegeneraliseerde constante doffe pijn; en viscerale pijn: pijn gerelateerd aan een inwendig orgaan).
  • Fluctuatiegerelateerde pijn (ten gevolge van dyskinesieën, off- gerelateerde dystonie of gegeneraliseerde pijn in off).
  • Nachtelijke pijn (pijn gerelateerd aan PLMS, RLS, of draaien).
  • Orofaciale pijn (ten gevolge van kauwen, nachtelijk tandenknarsen, of burning mouth syndroom).
  • Verkleuring, oedeem of zwelling (brandende pijn in benen gerelateerd aan zwelling van benen of gegeneraliseerde “lower abdominal” pijn).
  • Radiculaire pijn (schietende pijn of “pins and needles” in de ledematen).

 

Daarnaast kom polyneuropathie met onder andere neuropathische pijn bij Parkinsonpatienten al dan niet gerelateerd aan medicatie (vitamine B12 tekort bij levodopa) veel voor.

Oxycodon/nalolon

Laag

GRADE

Oxycodon/naloxon lijkt de gemiddelde 24-uurs pijnintensiteit niet te verminderen bij patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten.

 

Bronnen: (Trenkwalder, 2015)

 

Safinamide

Laag

GRADE

Safinamide lijkt het gebruik van aanvullende pijnmedicatie te verminderen bij patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten.

 

Bronnen: (Cattaneo, 2018)

 

Rotigotine

Laag

GRADE

Rotigotine lijkt de pijnintensiteit niet te verminderen bij patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten.

 

Bronnen: (Rascol, 2016)

 

Botulinetoxine injecties

Laag

GRADE

Botulinetoxine injecties lijken de pijnintensiteit niet te verminderen bij patiënten met de ziekte van Parkinson en dystonie-gerelateerde pijnklachten.

 

Bronnen: (Bruno, 2018; Rieu, 2018)

 

Laag

GRADE

Botulinetoxine-injecties lijken niet de kwaliteit van leven te verbeteren bij patiënten met de ziekte van Parkinson en dystonie-gerelateerde pijnklachten.

 

Bronnen: (Bruno, 2018; Rieu, 2018)

 

Ai chi training

Zeer laag

GRADE

Het is onduidelijk of Aquatic ai chi training effect heeft op de pijnintensiteit bij patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten.

 

Bronnen: (Pérez, 2015)

 

Mindfulness

Zeer laag

GRADE

Het is onduidelijk of mindfulness training effect heeft op de pijnintensiteit bij patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten.

 

Bronnen: (Pickut, 2015)

 

Nordic walking traning

Zeer laag

GRADE

Het is onduidelijk of nordic walking of een wandeltraining effect heeft op de pijnintensiteit bij patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten.

 

Bronnen: (Reuter, 2011)

Beschrijving studies

Oxycodon/naoxlon verlengde afgifte versus placebo

Het effect van lage-dosering oxycodon/naloxon met langzame afgifte (OXN PR) (start dosis 5/2,5 mg) op het reduceren van pijn in patiënten met de ziekte van Parkinson werd onderzocht in één RCT (Trenkwalder, 2015). Trenkwalder (2015) includeerde patiënten met de ziekte van Parkinson (≥ 25 jaar) met een Hoehn and Yahr Stadiëring II-IV een 24-uurs pijnscore van ≥ 6 op een 11-punts Nummeric Rating Scale (NRS), zeven dagen voorafgaand aan randomisatie, en ernstige pijnsensitisatie op tenminste één van de Chaudhuri Scharpira pijn domeinen (ook bekend als King’s Parkinson’s Disease Pain). Patiënten werden gerandomiseerd verdeeld over OXN PR-groep (n=93) of placebogroep (n=109). Zowel de onderzoekers als de patiënten hadden geen kennis van de groepsallocatie (dubbelblind onderzoek). De voor de werkgroep relevante uitkomstmaat was de gemiddelde 24-uurs pijnreductie, gemeten op een 11-punts NRS (0=geen pijn; 10=meest erge pijn die u kun voorstellen), gerapporteerd in een meetdagboekje.

 

Resultaten

Afname in gemiddelde 24-uurs pijnintensiteit

De gemiddelde afname van de 24-uurs pijnintensiteit op 16 weken na behandeling verschilde niet tussen de OXN NPR groep en de placebogroep. De gemiddelde verschilscore (mean difference, MD) voor 24-uurs pijnintensiteit tussen beide groepen op 16 weken was MD= -0,6 (95%BI -1,3 tot 0,0; p=0,058), geen statistisch significant verschil tussen beide groepen.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat afname in pijnintensiteit is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is LAAG.

 

Safinamide versus placebo

Het effect van safinamide voor het reduceren van chronische pijn in patiënten met de ziekte van Parkinson is onderzocht in één placebo-gecontroleerde RCT. Cattaneo (2018) includeerde patiënten met de ziekte van Parkinson die werden behandeld met tri-tetracyclics, MAO-B inhibitoren, serotonine-norepinephrine reuptake inhibitors (SNRIs), opioïde, neuroleptica, barbituraten of fenothiazines. Patiënten met selectieve serotonine reuptake inhibitoren (SSRI’s) konden alleen meedoen wanneer zij de laagste therapeutische dosering kregen, en deze dosering stabiel bleef over het gehele onderzoek. De primaire uitkomstmaat was het aantal patiënten zonder aanvullende pijninterventie aan het eind van de studieperiode. Pijninterventies waaronder analgetica, anti-infectiemedicatie, antireumamedicatie, dermale producten voor spier- en/of gewrichtspijn.

 

Resultaten

Aantal patiënten met aanvullende pijnbehandeling

Het percentage patiënten dat geen aanvullende pijnbehandeling nodig heeft was hoger in de groep patiënten behandeld met safinamide (61,1%; n=110/180) vergeleken met placebo (50,9%; n=89/175) (p=0,0478). Patiënten behandeld met safinamide hadden minder aanvullende pijnbehandeling nodig dan patiënten behandeld met placebo, gemiddelde verschil in afname pijnbehandeling was 10,2% tussen beide groepen (95%BI 8,9 tot 40,3; p=0,005).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat percentage patiënten met aanvullende pijnbehandeling is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is LAAG.

 

Botuline toxine versus placebo

Het effect van botulinetoxine voor de behandeling van pijn als gevolg van dystonie van de voet werd onderzocht in twee RCT’s (Bruno, 2018; Rieu, 2018). Bruno (2018) includeerde patiënten (≥ 30 jaar) met idiopathische parkinson, met een Hoehn and Yahr-score: III-V, pijnlijke benen gerelateerd aan dystonie, die niet reageren op parkinsonmedicatie. Patiënten werden geëxludeerd wanneer zij niet reageerden op botulinetoxine. Patiënten werden gerandomiseerd verdeeld in twee groepen. De ene groep kreeg botulinetoxine injecties en de andere groep placebo-injecties. De primaire uitkomst was globale pijn, gemeten op een Nummeric Rating Scale, geëvalueerd 4 weken na start behandeling. De voor de werkgroep relevante meegenomen uitkomstmaten waren het verschil in pijnscore op 4 weken na behandeling en verschil in pijnscore op 12 weken na behandeling. In de studie van Rieu (2018) werden in totaal 45 patiënten met de ziekte van Parkinson en pijnklachten aan de voet als gevolg van dystonie gerandomiseerd verdeeld over drie groepen. Groep 1 kreeg Botulinetoxine in de flexor digitorum brevis en placebo in de flexor digitorum longus (n=16), groep 2 kreeg botulinetoxine in de flexor digitorum longus en placebo in de flexor digitorum brevis (n=16) en groep 3 kreeg twee placebo injecties (n=15). Patiënten kregen tweemaal de injecties met een interval van drie maanden. De voor de werkgroep relevante primaire uitkomstmaat was dystonie-gerelateerde pijnintensiteit (gemeten met een Visual-Analogue Scale, VAS) op zes weken na start behandeling en kwaliteit van leven (gemeten op de PDQ-39).

 

Resultaten

Afname in dystonie-gerelateerde pijn (4 weken)

Het effect van de Botuline toxine op de pijnreductie van dystonie-gerelateerde pijn op zes weken na de behandeling is gemeten met een NRS schaal, en onderzocht in één RCT (Bruno, 2018). De gemiddelde afname in dystonie-gerelateerde pijnintensiteit was -1,75 punten in de botulinetoxinegroep (range: -3 tot 7; p=0,033) en -1,17 punten in de placebogroep (range: -4 tot 5; p=0,17). Hoewel de botulinetoxinegroep een significante afname in dystonie-gerelateerde pijn liet zien, was er geen significant interventie-effect tussen beide groepen (p=0,70).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat afname in dystonie-gerelateerde pijn op vier weken is met één niveau verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (observer bias) en met één niveau gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is laag.

 

Afname in dystonie-gerelateerde pijn (6 weken)

In de studie van Rieu (2018) werd de intensiteit van dystonie-gerelateerde pijn gemeten met een VAS-schaal en bepaald op zes weken na behandeling. Er werd geen statistisch significant verschil gevonden tussen beide groepen, behandeld met botulinetoxine- versus placebo-injecties (p>0,05).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat afname in dystonie-gerelateerde pijn op zes weken is met één niveau verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (observer bias) en met één niveau gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is LAAG.

 

Afname in dystonie-gerelateerde pijn (12 weken)

Het effect van de botulinetoxine op de pijnreductie van dystonie-gerelateerde pijn op twaalf weken na de behandeling is gemeten met een NRS en VAS-schaal en onderzocht in één RCT (Bruno, 2018). De gemiddelde afname in dystonie-gerelateerde pijnintensiteit op de NRS schaal was -0,87 punten in de botulinetoxinegroep (p=0,35) en -0,79 punten in de placebogroep (p=0,32); geen statistisch, significant verschil tussen beide groepen (p=0,88). Ook de VAS-schaal liet geen statistisch significant verschil zien in verandering van pijnintensiteit tussen beide groep (botulinetoxine: 7,63mm; placebo: 6,33mm) (p=0,85).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat afname in dystonie-gerelateerde pijn op 12 weken is met één niveau verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (observer bias) en met één niveau gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is laag.

 

Kwaliteit van leven

Kwaliteit van leven werd gemeten met de PDQ-39 op zes weken na injecties met botulinetoxine of placebo en onderzocht in de studie van Rieu (2018). Statistisch was er geen significant verschil in kwaliteit van leven tussen patiënten die werden behandeld met botulinetoxine (n=32) of placebo (n=16) (p>0,05).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat kwaliteit van leven is met één niveau verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (observer bias) en met één niveau gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is laag.

 

Rotigotine versus placebo

Het effect van rotigotine op de behandeling van pijn bij patiënten met de ziekte van Parkinson is onderzocht in één RCT (Rascol, 2016). Volwassen patiënten (≥ 18 jaar) met idiopathische parkinson kwamen in aanmerking wanneer zij een stabiele dosering levodopa kregen voorschreven (≥ 200 mg/dag) voor tenminste 21 dagen voor de start van de studie. Patiënten werden geselecteerd op basis van het hebben van chronische pijnklachten gerelateerd aan parkinson (dystonie, musculoskeletaal, neuropathisch of andere pijn welke wordt verergerd door de parkinson), een afkapwaarde van 4 punten op een 11-punts Likertschaal werd gedefinieerd als het hebben van pijnklachten. In totaal werden 68 patiënten gerandomiseerd verdeeld over de rotigotinegroep (n=35) en de placebogroep (n=33). De primaire uitkomstmaat, relevant voor de werkgroep, was de verandering in pijnintensiteit over de afgelopen zeven dagen, gemeten op een 11-punts Likertschaal op 12 weken follow-up.

 

Resultaten

Afname pijnintensiteit op twaalf weken

Op twaalf weken follow-up was de afname in pijnintensiteit MD= -2,8 (SD=1,98) punten in de rotigotinegroep en MD= -2,2 (SD=2,78) in de placebogroep. Er werd geen significante verbetering gevonden in de gemiddelde pijnscore, ervaren in de laatste zeven dagen, tussen de groep patiënten behandeld met rotigotine of placebo (Least-square mean= -0,76; 95%BI -1,87 tot 0,34; p=0,172).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijnintensiteit is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is laag.

 

Aquatic ai chi versus Land ai chi

Het effect van ai chi training in het water (aqua) ten opzicht van ai chi training op het droge (land) in de behandeling van pijn bij patiënten met de ziekte van Parkinson is onderzocht in een single-geblindeerde RCT. Pérez (2017) includeerde 30 patiënten gediagnosticeerd met de ziekte van Parkinson, ouder dan 40 jaar, in de off-fase, een Hoehn and Yahr-scale ziektestadium I-III en een Mini Mental State Examination score ≥ 24. In totaal werden 30 patiënten gerandomiseerd verdeeld over de aqua ai chi groep (n=15) en de land ai chi groep (n=15). Beide groepen kregen twee maal per week de training, met een duur van 45 minuten, voor een periode van 10 weken (totaal 20 sessies). Pre- en postmetingen vonden plaats bij aanvang van de studie en na de laatste trainingssessie op 10 weken na aanvang van de studie. Tevens werden beide groepen onderzocht op één maand na de laatste trainingssessie om de lange-termijn effecten van de training te onderzoeken (14 weken na aanvang studie). De voor de uitgangsvraag relevante, primaire uitkomst was pijn welke was gemeten op een VAS-schaal, waarbij 0 geen pijn indiceert en 10 de meest erge pijn die men zich kan voorstellen.

 

Resultaten

Pijnintensiteit

De resultaten in de studie van Pérez (2017) laten zien dat de afname in gemiddelde VAS-score groter is in de groep patiënten die ai chi training kregen in het water dan de groep die ai chi training kreeg op het land (F(1,3; 36,86)=8,7; p=0,005; eta2=0,233), statistisch significant ten faveure van aqua groep.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijnintensiteit is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (geen blindering van patiënten mogelijk, observer bias) en met één niveau gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is zeer laag.

 

Mindfulness- versus standaardtraining

Pickut (2015) onderzocht het effect van mindfulnesstraining versus standaard zorg op de reductie van pijn bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Pickut (2015) includeerde 30 patiënten met de ziekte van Parkinson (volgens UK Brain Bank Criteria), met een Hoehn Yahr stadium I-III, een Montreal Cognitive Assessment Test-score ≥ 26, met goed ingestelde parkinsonmedicatie zonder eerdere ervaring met mindfulness training. In totaal werden 30 patiënten gerandomiseerd verdeeld over twee groepen, de ene groep kreeg een mindfulness training, één sessie per week met een tijdsduur van 2,5 uur per sessie, voor een periode van acht aaneengesloten weken. De training beoogde om componenten van mindfulness te integreren in het dagelijks leven. Om de integratie verder te ondersteunen, kregen deelnemers audiorecorders mee waarop mindfulness oefeningen konden worden beluisterd (duur van 45 minuten). Beide groepen kregen standaardzorg en de patiënten in de controle groep kregen dezelfde training twee maanden na afronding van de studie. De mindfulness training richtte zich op het reduceren van pijnklachten. De voor de uitgangsvraag relevante uitkomst meegenomen in de studie van Pickut (2015) was pijn welke was gemeten met behulp van de sub-schaal ‘lichamelijk ongemak’ op de PDQ-39. Deze sub-schaal bestaat uit drie items waarin wordt gevraagd naar de aanwezigheid van pijnlijke krampen, pijnlijke gewrichten of pijn in andere delen van het lichaam en onplezierig warm of koud hebben gevoeld. Hierbij wordt de patiënt gevraagd om per item te scoren (0= nooit, 1= zelden, 2= soms, 3= vaak, 4= altijd), waarbij een hoger gemiddelde score meer lichamelijke discomfort reflecteert.

 

Resultaten

Pijnintensiteit

In de studie van Pickut (2015) werd een niet-significant interactie effect gevonden, welke een toename van pijn met 0,79 punten (10,53%) liet zien in de mindfulness training groep (n=14) en een lichte afname van pijn met 0,69 punten (8,63%) in de standaardzorg groep, geen statistisch significant verschil tussen beide groepen (F(1; 25)=3,50; p=0,07).

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijnintensiteit is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (geen blindering van patiënten mogelijk, observer bias) en met één niveau gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is zeer laag.

 

Nordic walking versus flexibiliteits- en ontspanningsoefeningen versus wandeltraining

Reuter (2011) onderzocht de effectiviteit van drie verschillende interventies op multipele uitkomsten in patiënten met de ziekte van Parkinson. In totaal werden 90 patiënten geïncludeerd in de studie en gerandomiseerd verdeeld over drie interventiegroepen: I) flexibiliteit en ontspanningsgroep (n=30), II) wandelgroep (n=30) en III) nordic walking groep (n=30). Alle groepen kregen drie sessies per week, de duur van één sessie was 70 minuten voor een periode van zes maanden. In de Nordic walking groep was één sessie per week gericht op de techniek van het Nordic walken en de andere sessie gericht op het uithoudingsvermogen, in de wandelgroep kregen mensen instructies over optimale wandeltechniek en alle sessies stonden in het teken van duuruithoudingsvermogen en de flexibiliteits- en ontspanningsoefeningen vonden plaats in de sportschool. De voor de uitgangsvraag relevante, uitkomst was pijn welke was gemeten op een VAS-schaal, waarbij 0 geen pijn indiceert en 10 de meest erge pijn die men zich kan voorstellen. De VAS-schaal werd gebruikt om de ernst van pijnklachten in de verschillende delen van het lichaam te beoordelen (nek, armen, handen, rug, SI-gewricht, heupen, knieën, voeten en tenen).

 

Resultaten

Pijnintensiteit

Reuter (2011) vond geen statistisch significant verschil gevonden tussen de groepen in afname van pijnintensiteit in nek, heup en het SI-gewricht. De afname van pijnintensiteit in rug (F(2; 59)=10,25; p<0,001), handen (F(2; 35)=12,44; p<0,001) en benen (F(2, 29)=7.93; p< 0,002) was groter in de wandel en nordic walking groep in vergelijking met de flexibiliteits- en ontspanningsgroep.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat pijnintensiteit is met twee niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (geen blindering van patiënten mogelijk, observer bias) en het geringe aantal patiënten (imprecisie). De bewijskracht is zeer laag.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:

Wat zijn effectieve interventies om pijnklachten te verminderen bij patiënten met de ziekte van Parkinson?

 

P: patiënten met de ziekte van Parkinson met pijnklachten;

I: pijnmanagement interventies, medicamenteuze interventies (duloxetine, oxycodon), cognitieve gedragstherapie (CGT), cognitieve therapie, beweeginterventies, educatie;

C: reguliere zorg, placebo-interventie;

O: pijnintensiteit, Pijnreductie, dagelijks functioneren, kwaliteit van leven.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (OVID), Embase (via Embase.com) en de Cochrane Library (via Wiley) is op 01 augustus 2018 met relevante zoektermen gezocht naar studies die interventies beschrijven voor pijnreductie bij patiënten met de ziekte van Parkinson. Zowel medicamenteuze als niet-medicamenteuze interventies werden meegenomen in de literatuurzoekactie. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 309 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: Studiedesign RCT’s of ander primair vergelijkend onderzoek, gepubliceerd na 2009, beschrijving van minimaal één van bovengenoemde uitkomstmaten, beschreven in het Engels of in het Nederlands. Op basis van titel en abstract werden onafhankelijk, door twee beoordelaars in eerste instantie 39 studies geselecteerd voor full-tekst selectie. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 31 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 8 studies definitief geselecteerd. In totaal zijn negen onderzoeken zijn opgenomen in de systematische literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk of bias tabellen.

  1. Bruno V, Freitas ME, Mancini D, Lui JP, Miyasaki J, Fox SH. Botulinum Toxin Type A for Pain in Advanced Parkinson's Disease. Can J Neurol Sci. 2018 Jan;45(1):23-29. doi: 10.1017/cjn.2017.245. PubMed PMID: 29334040.
  2. Cattaneo C, Kulisevsky J, Tubazio V, Castellani P. Long-term Efficacy of Safinamide on Parkinson's Disease Chronic Pain. Adv Ther. 2018 Apr;35(4):515-522. doi: 10.1007/s12325-018-0687-z. Epub 2018 Mar 14. PubMed PMID: 29542008; PubMed Central PMCID: PMC5910467.
  3. Pickut B, Vanneste S, Hirsch MA, Van Hecke W, Kerckhofs E, Mariën P, Parizel PM, Crosiers D, Cras P. Mindfulness Training among Individuals with Parkinson's Disease: Neurobehavioral Effects. Parkinsons Dis. 2015;2015:816404. doi: 10.1155/2015/816404. Epub 2015 May 26. PubMed PMID: 26101690; PubMed Central PMCID: PMC4460233.
  4. Pérez de la Cruz S. Effectiveness of aquatic therapy for the control of pain and increased functionality in people with Parkinson's disease: a randomized clinical trial. Eur J Phys Rehabil Med. 2017 Dec;53(6):825-832. doi: 10.23736/S1973-9087.17.04647-0. Epub 2017 Jun 19. PubMed PMID: 28627861.
  5. Rascol O, Zesiewicz T, Chaudhuri KR, Asgharnejad M, Surmann E, Dohin E, Nilius S, Bauer L. A. Randomized Controlled Exploratory Pilot Study to Evaluate the Effect of Rotigotine Transdermal Patch on Parkinson's Disease-Associated Chronic Pain. J Clin Pharmacol. 2016 Jul;56(7):852-61. doi: 10.1002/jcph.678. Epub 2015 Dec 31. PubMed PMID: 26626320.
  6. Rieu I, Degos B, Castelnovo G, Vial C, Durand E, Pereira B, Simonetta-Moreau M, Sangla S, Fluchère F, Guehl D, Burbaud P, Geny C, Gayraud D, Ory-Magne F, Bouhour F, Llinares E, Derost P, Marques A, Durif F. Incobotulinum toxin A in Parkinson's disease with foot dystonia: A double blind randomized trial. Parkinsonism Relat Disord. 2018 Jan;46:9-15. doi: 10.1016/j.parkreldis.2017.10.009. Epub 2017 Oct 19. PubMed PMID: 29102441.
  7. Reuter I, Mehnert S, Leone P, Kaps M, Oechsner M, Engelhardt M. Effects of a flexibility and relaxation programme, walking, and nordic walking on Parkinson's disease. J Aging Res. 2011;2011:232473. doi: 10.4061/2011/232473. Epub 2011 Mar 30. PubMed PMID: 21603199; PubMed Central PMCID: PMC3095265.
  8. Trenkwalder C, Chaudhuri KR, Martinez-Martin P, Rascol O, Ehret R, Vališ M, Sátori M, Krygowska-Wajs A, Marti MJ, Reimer K, Oksche A, Lomax M, DeCesare J, Hopp M; PANDA study group. Prolonged-release oxycodone-naloxone for treatment of severe pain in patients with Parkinson's disease (PANDA): a double-blind, randomised, placebo-controlled trial. Lancet Neurol. 2015 Dec;14(12):1161-70. doi: 10.1016/S1474-4422(15)00243-4. Epub 2015 Oct 19. PubMed PMID: 26494524.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 14-10-2020

Laatst geautoriseerd  : 14-10-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk vijf jaar na de autorisatiedatum besluit het bestuur van de NVN om de richtlijn te updaten. In principe zullen de modules jaarlijks beoordeeld worden of deze nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De NVN is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

 

Naast de ontwikkelde modules, is een aantal onderwerpen niet uitgewerkt in de huidige richtlijn. De werkgroep adviseert om deze op korte termijn alsnog te ontwikkelen omdat hier in de praktijk vraag naar is, te weten:

  • urogenitale stoornissen;
  • seksuele gezondheid;
  • interacties tussen medicijnen ;
  • visusstoornissen;
  • orthostatische hypotensie;
  • mond- en keelklachten;
  • obstipatie.

 

Tabel 1 Geldigheid en onderhoud richtlijnmodules

Module

Regiehou-der(s)

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Diagnostiek

NVN

NVN

Nieuwe inzichten, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling de Novo patiënt

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Medicamenteuze behandeling van motorische klachten en responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Geavanceerde therapieën voor responsfluctuaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling houdingsproblematiek bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Behandeling valrisico bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, NVN, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Dopamine dysregulatie-stoornis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Angststoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVvP, NVN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Apathie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Depressie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Wanen en hallucinaties bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Cognitieve stoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vermoeidheid bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NIP, NVKG

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s , veranderingen in zorg

Slaapstoornissen bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Pijnklachten bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVKG, NIP

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Coping met de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, V&VN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Werk en arbeidsongeschiktheid

NVN

NVAB

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Rijgeschiktheid

NVN, VRA

NVN, VRA

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s of wet- of regelgeving

Mantelzorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medicinale cannabis bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVvP, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Mucuna Pruriens bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVZA, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Vitamine B12 of D-suppletie bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN, NVD

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Multidisciplinaire revalidatieprogramma’s bij de ziekte van Parkinson

VRA

VRA, KNGF, EN

Nieuwe inzichten o.b.v. RCT’s, veranderingen in zorg

Palliatieve zorg

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Advance care planning

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

Medische symptoombehandeling in de stervensfase

NVN

NVN, V&VN

Veranderingen in zorg

eHealth bij de ziekte van Parkinson

NVN

NVN

Veranderingen in zorg

Netwerkzorg, casemanagement en verwijscriteria

NVN, VRA

NVN, ParkinsonNet

Veranderingen in zorg

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Parkinson Vereniging

Algemene gegevens

Deze richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Parkinson Vereniging (PV)
  • Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso)
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF)
  • Ergotherapie Nederland (EN)
  • Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD)
  • ParkinsonNet, beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW)
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF)
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVvS)
  • Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
  • Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM)
  • Nederlandse Associatie Physician Assistants (NAPA)
  • ParkinsonNet

 

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doel

Doel van deze herziening is om een richtlijn te verkrijgen waarin de meeste recente (para)medische kennis omtrent de zorg voor patiënten met ziekte van Parkinson wordt meegenomen.

 

Doelgroep

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson te maken hebben.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. T. (Teus) van Laar (voorzitter), neuroloog, NVN
  • Dr. A.J.W. (Agnita) Boon, neuroloog, NVN
  • Dr. J.I. (Jorrit) Hoff, neuroloog, NVN
  • Dr. M.L. (Mark) Kuijf, neuroloog, NVN
  • Dr. A.G. (Alexander) Munts, neuroloog, NVN
  • Dr. B. (Bart) Post, neuroloog, NVN
  • Dr. G. (Gerrit) Tissingh, neuroloog, NVN (tot ..)
  • Dr. F.J. (Erik) Slim, vicevoorzitter, revalidatiearts, VRA
  • Drs. W.J. (Willem) Oudegeest, , revalidatiearts, VRA
  • Drs. S.P. (Susan) Meuleman, revalidatiearts, VRA
  • Prof. dr. O.A. (Odile) van den Heuvel, psychiater, NVvP
  • Prof. dr. A.F.G. (Albert) Leentjens, psychiater, NVvP
  • Dr. G. (Bert) Ziere, klinisch geriater, NVKG
  • Drs. H.J. (Hannie) Scheper, specialist Ouderengeneeskunde, Verenso
  • Dr. A.L. (Abram) Rutgers, huisarts, NHG
  • Dr. A.A. (Annelien) Duits, klinisch neuropsycholoog, NIP
  • H.H. (Herma) Lennaerts – Kats MSc, Parkinsonverpleegkundige, V&VN, ParkinsonNet
  • T. (Tiny) van Wieren-Beerda MSc, verpleegkundig specialist parkinson, V&VN
  • Drs. M.M. (Masja) van het Hoofd, beleidsmedewerker, Parkinson Vereniging
  • Drs. K.C. (Kaie) Klaassen, patiënt-onderzoeker, Parkinson Vereniging
  • Drs. M. (Marianne) Luinstra, ziekenhuisapotheker, NVZA
  • Dr. M. (Marlies) van Nimwegen, fysiotherapeut (niet praktiserend), KNGF, ParkinsonNet
  • Dr. I.H.W.M. (Ingrid) Sturkenboom, ergotherapeut, EN, ParkinsonNet
  • K. (Karin) Overbeek-Dekker, diëtist, NVD, ParkinsonNet
  • Dr. M. (Marten) Munneke, ParkinsonNet

 

Klankbordgroep

  • Dr. J.G. (Hanneke) Kalf, logopedist, NVLF, ParkinsonNet
  • K. (Klaas) Kooistra MSc, apotheker, KNMP
  • P.R.I. (Paul) Rabsztyn, verpleegkundig seksuoloog SH (seksuologische hulpverlening) &VPO (voorlichting preventie en onderwijs), NVvS
  • Dr. F.J.A. (Anton) Meijer, Neuro- en hoofd-hals radioloog, NVvR
  • Prof. Dr. Y. (Yasin) Temel, neurochirurg, NVvN
  • Drs. J.P. (Jacqueline) Janssen, Bedrijfsarts, klinisch arbeidsgeneeskundige, NVAB
  • M. (Marlinda) Bakker, Geriatrisch maatschappelijk werker, BPSW
  • Drs. A.L.A.J. (Danny) Hommel, specialist ouderengeneeskunde, Verenso
  • Drs. H. (Hajo) Jongepier, huisarts, NHG

 

Met ondersteuning van

  • Dr. W.J. (Wouter) Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. ir. N.L. (Nikita) van der Zwaluw, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. L. (Linda) Niesink-Boerboom, literatuurspecialist, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.P. (Diana) Guiterrez, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • S. (Sonja) Wouters, projectsecretaresse, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door twee afgevaardigden van de patiëntenvereniging in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Parkinson Vereniging.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden in de bijlagen.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door stakeholderpartijen via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn ziekte van Parkinson (NVN, 2010) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen tijdens de invitational conference. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: (1) klinische relevantie, (2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence van hoge kwaliteit, (3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013). De zekerheid van het bewijs wordt beïnvloed door beperkingen in studieopzet- of uitvoering (risk of bias), imprecisie, inconsistentie, indirectheid en publicatiebias.

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk*

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

*in 2017 heeft het Dutch GRADE Network bepaald dat de voorkeursformulering voor de op een na hoogste gradering ‘redelijk’ is in plaats van ‘matig’

 

B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De formulering van de conclusies hangt af van de bewijskracht. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Netwerkzorg.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten in de bijlagen).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënten) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

 

Literatuur

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., ... & Littlejohns, P. (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. Canadian Medical Association Journal, 182(18), E839-E842.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann, H. J., Oxman, A. D., Brozek, J., Glasziou, P., Jaeschke, R., Vist, G. E., ... & Bossuyt, P. (2008). Rating Quality of Evidence and Strength of Recommendations: GRADE: Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ: British Medical Journal, 336(7653), 1106.

Wessels, M., Hielkema, L., & van der Weijden, T. (2016). How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. Journal of the Medical Library Association: JMLA, 104(4), 320.

Volgende:
Psychosociale en maatschappelijke aspecten