Erfelijk en Familiair Ovariumcarcinoom

Initiatief: IKNL Aantal modules: 51

Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Psycho-seksuele problemen

Disclaimer 

In aanvulling op de gebruikersvoorwaarden, die in deze onverkort van toepassing zijn, geldt hetgeen hierna staat. Deze richtlijn is eerder geplaatst geweest op Oncoline en is vooruitlopend op het actualiseren ervan, nu in deze database opgenomen. De richtlijn zoals die nu is opgenomen voldoet nog niet aan alle kwaliteitseisen die aan publicatie in de Richtlijnendatabase worden gesteld en is daarom als PDF geplaatst. De richtlijn zal modulair worden geactualiseerd in nog volgende onderhoudsronden.

 

Zie het PDF-bestand 'Psycho-seksuele problemen' in de bijlagen.

Onderbouwing

Een grote meerderheid van de vrouwen (79-97%) geeft aan tevreden te zijn na RRSO [Madalinska 2005 (, 2005), Hallowell 2001 (, 2001), Meiser 2000 (, 2000)]. Ontevredenheid met RRSO was voornamelijk het gevolg van seksuele problemen (vaginale droogheid, verminderd seksueel verlangen, opwinding, orgasme). In een prospectieve observationele studie werden 114 vrouwen die een RRSO ondergingen, voorafgaand aan en 1 jaar na de ingreep, ondervraagd over hun seksueel functioneren. Bij de 75 vrouwen die premenopauzaal waren voor RRSO (gemiddeld 44.7 jaar, range 35-53) gebruikte 38% HST na de RRSO, en werd na een jaar een afname in plezier en frequentie van seks gezien en een toename van lichamelijk ongemak zoals vaginale droogheid en dyspareunie. Bij vrouwen die pre-operatief al postmenopauzaal waren (gemiddeld 52.7 jaar, range 37-69) gebruikte 10% HST, en was het verschil in genoemde klachten na RRSO niet statistisch significant [Finch 2011 (, 2011)]. Ook enkele retrospectieve studies laten zien dat premenopauzale vrouwen na RRSO seksueel slechter gaan functioneren [Elit 2001 (, 2001), Madalinska 2005 (, 2005)]. In de retrospectieve studie van Madalinska werd het seksueel functioneren van 164 vrouwen die RRSO ondergingen vergeleken met dat van 286 vrouwen die kozen voor gynaecologische screening. Vrouwen die een RRSO ondergingen hadden vaker dan de vrouwen die gescreend werden klachten van opvliegers, vaginale droogheid en dyspareunie (P0.01). De RRSO groepen die wel (47%) of geen HRT gebruikten, verschilden niet in seksueel functioneren. In de studie van Elit werden 40 vrouwen na RRSO onderzocht met uitgebreide vragenlijsten. RRSO werd gedaan op gemiddeld het 50e jaar (range 35-74 jaar). Een van de vragenlijsten was de SF-36 Health Survey. Deze gaf aan dat het emotionele en fysieke welzijn in de onderzochte groep overeenstemde met dat van de algemene bevolking. De menopauze-specifieke kwaliteit van leven scores waren lager in vergelijking met vrouwen van dezelfde leeftijd op alle parameters: vasomotorische symptomen, psychosociale ondersteuning, fysieke toestand en de seksuele kwaliteit van leven. Tevredenheid met het seksueel functioneren was matig tot ernstig gecompromitteerd bij 42,1-53,7% van de vrouwen [Elit 2001 (, 2001)]. In een derde, kleine retrospectieve studie werd onder andere het seksueel functioneren van 29 vrouwen na RRSO vergeleken met dat van 28 vrouwen die kozen voor gynaecologische screening [Fry 2001 (, 2001)] De helft van de RRSO-vrouwen was premenopauzaal ten tijde van de operatie. Met behulp van dezelfde vragenlijst (SF-36) werden wel verschillen gezien tussen de geopereerde en gescreende groep op het gebied van twee schalen, de role-emotional''-schaal (problemen met werk of andere dagelijkse bezigheden ten gevolge van emotionele problemen) en de schaal sociaal functioneren (invloed op de normale sociale activiteiten als gevolg van fysieke of emotionele problemen), In de studie werd daarnaast gebruik gemaakt van de Sexual Activity Questionnaire (SAQ), waarbij ten aanzien van seksueel functioneren geen significant verschil werd gevonden tussen de gescreende en de RRSO-groep.
  1. Madalinska JB, Hollenstein J, Bleiker E, et al. Quality-of-life effects of prophylactic salpingo-oophorectomy versus gynecologic screening among women at increased risk of hereditary ovarian cancer. J Clin Oncol. 2005 Oct 1;23(28):6890-8.
  2. Hallowell N, Jacobs I, Richards M, Mackay J, Gore M. Surveillance or surgery? A description of the factors that influence high risk premenopausal women's decisions about prophylactic oophorectomy. J Med Genet. 2001 Oct;38(10):683-91.
  3. Meiser B, Tiller K, Gleeson MA, Andrews L, Robertson G, Tucker KM. Psychological impact of prophylactic oophorectomy in women at increased risk for ovarian cancer. Psychooncology. 2000 Nov-Dec;9(6):496-503.
  4. Finch A, Metcalfe KA, Chiang JK, et al. The impact of prophylactic salpingo-oophorectomy on menopausal symptoms and sexual function in women who carry a BRCA mutation. Gynecol Oncol, 2011 Apr;121(1):163-8.
  5. Elit L, Esplen MJ, Butler K et al. Quality of life and psychosexual adjustment after prophylactic oophorectomy for a family history of ovarian cancer. Fam Cancer 2001;1:149–156.
  6. Fry A, Busby-Earle C, Rush R, Cull A. Prophylactic oophorectomy versus screening: psychosocial outcomes in women at increased risk of ovarian cancer. Psychooncology. 2001 May-Jun;10(3):231-41.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 15-06-2015

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Integraal Kankercentrum Nederland

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Erfelijk en familiair ovariumcarcinoom - Organisatie van zorg